Inleiding
In de afgelopen twee eeuwen zijn er regelmatig plannen geweest om in Noord- Drenthe kanalen aan te leggen waarbij de natuurlijk gevormde beekjes ten onder dreigden te gaan. In eerste instantie was dit vooral gericht op het mogelijk maken van scheepvaart, hetgeen een boost zou geven aan de economisch ontwikkeling (turfwinning, landbouw) van het gebied. Later was het vooral om de wateroverlast in de lager gelegen gebieden tijdens regenrijke periodes te voorkomen.
Ontstaan van het Lieverse Diep
Vroeger op de lagere school leerden we bij aardrijkskunde dat de provincie Drenthe kon worden vergelijken met een omgekeerd soepbord. Centraal een hoogvlakte, ontstaan in de laatste ijstijden en aan de randen lagere gebieden. Aan het einde van de ijstijd werden door het smeltwater van de ijskap beekjes gevormd die vanaf de hoogvlakte naar de lagere gebieden liepen.
Op deze wijze ontstond ook het stroomdal van het Peizerdiep, waarvan het Lieverse Diep deel uitmaakt. Op een informatiebord van Staatsbosbeheer bij de Tip aan de weg van Lieveren naar Langelo wordt hier nog wat uitgebreider op ingegaan
Afvoer naar Waddenzee
Het water van bijna geheel Noord-Drenthe kwam via de beekjes in het stroomgebied van het Peizerdiep en het Eelderdiep bij de Drents-Groningse grens samen en stroomt vervolgens via het Aduarder Diep naar het Reitdiep en werd van daaruit via de Lauwerzee (nu Lauwersmeer) in de Waddenzee geloosd.
Twee delen
In twee verhalen zal ik ingaan op de bedreigingen in kanalisatie plannen voor het stroomdal van het Lieverse Diep. Daarbij gaat het om het diep vanaf de samenkomst van het Groote Diep met het Oostervoortsche Diep tot aan de Weehorst met een lengte van ongeveer 5,5 km.
Het eerste deel behandelt de periode tot 1900. Het tweede deel, dat later zal worden gepubliceerd, gaat over de periode van 1900 tot heden.
Deel 1 – De periode tot 1900
Rond 1820 – een kanaal van Frederiksoord naar Groningen
In het Drents Archief bevinden zich afbeeldingen van situatiekaarten en lengteprofielen voor een kanaal van Frederiksoord naar Groningen langs Veenhuizen en het Peizerdiep (NL-AsnDA, 0133.02 (1)). Deze zijn gedateerd op ca. 1825.
Splitsing bij Appelscha
Uit een nadere analyse van de 19, vaak onduidelijke, situatiekaarten kon het traject van dit beoogde kanaal worden herleid, zoals weergegeven in de linker afbeelding. Het traject begon bij Blokzijl aan de toenmalige Zuiderzee en kwam via Steenwijk bij Frederiksoord Drenthe binnen. Daarbij werd in Overijssel gebruik gemaakt van bestaande waterwegen. Verder zou het ontworpen kanaal dan over Drents en Fries grondgebied lopen en zich ter hoogte van Appelscha splitsen, waarbij één tak in Noordwestelijke richting loopt, een stukje Drenthe doorsnijdt en in de provincie Groningen weer gebruik maakt van bestaande waterwegen naar de stad Groningen. De andere tak zou doorgaan in Noordelijke richting en in Drenthe het stroomdal van het Peizerdiep volgen om net over de Drents-Groningse grens weer aan te sluiten op vaarwater naar de stad Groningen.
Ingrepen Lieverse Diep
In de rechter afbeelding zijn twee situatiekaarten, die betrekking hebben op het stuk Lieverse Diep in het stroomdal van het Peizerdiep, samengevoegd en ter verduidelijking enigszins opgewerkt door in te kleuren en plaatsnamen toe te voegen. In het ontwerp is het tracé voor het kanaal aangegeven met 4 evenwijdige rode lijnen. Duidelijk is dat dit kanaal het stroomdal van het zo prachtig meanderende Lieverse Diep weinig goeds zou hebben gebracht. Waarschijnlijk door gebrek aan politieke steun en dientengevolge financiële middelen is dit kanaal toen niet gerealiseerd.
Eind 1845 – Aanleg kanaal van Norgervaart naar het Leekstermeer
Plan van kanalisatie van Drenthe
In 1836 werd de heer A. Kommers aangesteld als ‘Hoofd-Ingenieur van den Waterstaat en der Publieke Werken in de Provincie Drenthe’ (2). In die hoedanigheid ontwierp hij een plan voor het uitbreiden van het kanalenstelsel in Drenthe. Op verzoek van de besturen van de gemeenten Norg en Roden was in dat plan ook een kanaal opgenomen dat de al bestaande Norgervaart over het grondgebied van Norg en Roden moest verbinden met het Leekstermeer en de Groningse wateren. Al in 1840 (3) meldt het Algemeen Dagblad dat Z. M. den Koning, het totale plan van kanalisatie in de provincie Drenthe had goedgekeurd. Voor de financiering dienden de plannen echter eerst verder te worden uitgewerkt en er moesten prioriteringen en eigen bijdrages worden aangegeven. Diverse gemeentebesturen waaronder die van Norg en Roden meldden daarop dat zij de onteigeningen van zowel onverdeelde marke- als particuliere eigendommen, nodig voor de aanleg van de kanalen in hun gemeenten voor hun rekening zouden nemen (4).
Werkzaamheden begonnen
Het duurde nog tot december 1845 voordat met de werkzaamheden werd begonnen (5). In de gemeenten Roden, Norg, Beilen, Hoogeveen en Dalen werkten begin 1846 , afhankelijk van het weer en de waterstand, 700 tot 1000 arbeiders. Bij Roden werden nog eens 150 arbeiders extra ingezet (6). Op kaarten en tekeningen van Gedeputeerde Staten in het Drents Archief zijn allerlei details van het kanaal te vinden (NL-AsnDA, 0082 (7)). De hierna volgende afbeeldingen zijn daarvan afgeleid.
Dit door dijken omgeven kanaal zou 20 km lang worden en was uitsluitend bedoeld voor de scheepvaart. Voor het verval van ongeveer 12 m waren vijf schutsluizen (twee dubbele en drie enkele) gepland. Naast de sluizen waren diverse andere kunstwerken zoals bruggen, duikers en keersluizen en zelfs een sluiswachterswoning (met koestal!) uitgewerkt.
Het kanaal langs Lieveren
Het Lieverse Diep werd doorsneden tussen Langelo, Alteveer en Lieveren juist bij het punt waar het Oostervoortsche Diep zich samenvoegde met het Groote Diep.
Het water van het diep werd met een grondduiker onder het kanaal door geleid. Achter de duiker was een keersluis gepland, waarmee water vanuit het diep in het kanaal kon worden geleid. Zowel de duiker als de sluis bestonden uit houten palen en planken. Op de tekeningen was verder te zien dat aan beide kanten van het kanaal wegen werden aangelegd. Aan één kant werd deze aangeduid als ‘Jaag Pad’. Een jaagpad of ook wel trekpad is een pad langs een kanaal of rivier dat werd gebruikt om schepen vooruit te trekken. Meestal werd dit werk opgeknapt door een paard met begeleider, het zogenaamde jagertje (8).
Het kanaal midden door Roden
Verder liep het kanaal aan de Alteveerse kant van het Lieverse Diep nog een stukje door het stroomdal, boog dan ter hoogte van Lieveren af om over ‘de heide’ bij de tegenwoordige voetbalvelden van de VV Roden op de Norgerweg te komen. Deze werd gevolgd tot in het centrum van Roden, alwaar een zwaaikolk zou moeten komen.
Op de afbeelding is te zien dat daar ook enkele huizen in het tracé van het kanaal lagen en waarschijnlijk zouden moeten worden afgebroken. Hoe Roden eruit zou hebben gezien, doorsneden door het kanaal en met deze kolk in het centrum, bij de Brink, is ons gelukkig (!?) bespaard gebleven.
Na Roden ging het verder langs ‘Luttingewolde’, zoals dat toen op de tekeningen werd aangeduid, naar het Leekstermeer.
Weerstand tegen het kanaal vanuit Assen
Al in 1845, voordat met de aanlag van het kanaal was begonnen, verschenen in de kranten de eerste bezwaren (9). Een aantal inwoners van Assen meldde bij de Gouverneur dat het plan van een kanaal door Norg en Roden ‘zonder Assen te ontmoeten’, ‘een groot bezwaar voor Assen en de provincie’ zou zijn. Daarbij werd verwezen naar het oudste plan van kanalisatie, waarin de vaart van Drenthe naar Groningen vanuit de kolk van de hoofdvaart in Assen, door de gemeente Vries en het Punterdiep naar Groningen zou lopen.
Ook het Westerkwartier ziet problemen
Een inwoner van het Westerkwartier stuurde in 1846, toen al met de aanleg van het kanaal was begonnen, een verzoekschrift aan ZIJNE MAJESTEIT DEN KONING (10). Daarin werd eerst uiteengezet, dat het Westerkwartier vrijwel al het water uit de gemeenten Eelde, Peize, Roden en Norg moest ontvangen en lozen zonder dat daarvoor enig ‘zijlschot’ (belasting) werd betaald. Bovendien zou het water regelmatig schade veroorzaken voor de ingelanden, vooral door het sneller afstromen door de aanleg van afwateringskanalen bij de kolonie Veenhuizen. Het gevolg was dat veel niet ingepolderde lage hooilanden rond het Leekstermeer, zowel in Groningen als in Drenthe, regelmatig overstroomden. Het nieuwe kanaal zou de watertoevoer nog verder doen toenemen. Zeker als daar ook nog het water uit andere aansluitende Drentse kanalen bijkwam, zoals volgens de schrijver uit ‘het plan van kanalisatie’ zou blijken. Het verzoekschrift eindigde met dringende oproep aan de Majesteit:
Naar aanleiding van dit verzoek kwam er een overleg tussen de beide hoofdingenieurs van de waterstaat in Groningen en Drenthe (11). Deze laatste was de heer A. Kommers, de ontwerper van het plan van kanalisatie van Drenthe. In zijn boekje ‘De ontworpene kanalisatie van Drenthe’ uitgegeven in mei 1847 (2) probeerde hij de vrees, dat het Westerkwartier in een waterpoel zou veranderen, met diverse argumenten te weerleggen. Met als eindoordeel: ‘Het kanaal is voor scheepvaart en NIET voor afstrooming geschikt en ingerigt’ en het voornoemde verzoek ‘behoort daarom niet den geringsten invloed op het daarstellen van het bedoelde kanaal uitteoefenen, nog die daarstelling in eenig opzigt in het allergeringste te vertragen’.
Aanleg werd gestaakt
Toch werden de waterstaatkundige relaties met het Groningse Westerkwartier kennelijk dusdanig vertroebeld, waardoor er geen officiële beschikkingen meer werden afgegeven voor de verdere financiering: de aanleg werd gestaakt! In 1861 werd het door Assen gewenste Noord-Willemskanaal naar Groningen in gebruik genomen (12).
Van het kanaal tussen de Norgervaart en het Leekstermeer, resteert bij Roden alleen een stuk van ongeveer 1 km lang, waar men in 1846 met de graafwerkzaamheden was begonnen. Restanten van deze ‘Oude Vaart’, gelegen tussen de heide (Moltmakerstuk) en de voetbalvelden aan de Norgerweg, zijn nog steeds duidelijk zichtbaar (13).
Slepend geschil met Groningen over nieuw waterschap
Gemeenschappelijk Waterschap met het Groningse Westerkwartier?
Al in 1856 werden in de Staten van Groningen initiatieven ontplooid om tot een gemeenschappelijke regeling met de provincies Friesland en Drenthe te komen voor de inrichting van het waterschap Westerkwartier (14). Later, in 1864, drong het waterschap Westerkwartier, toen weer tevergeefs aan bij de Staten van Groningen om tot een definitieve regeling met Drenthe te komen. Daarbij ging het om een contributie van betrokken Drentse belanghebbenden (15).
En dan eindelijk in 1866 leek er een doorbraak te komen. Er werden afzonderlijke commissies uit provinciale staten van Groningen en Drenthe belast met de voorbereiding van regelgeving voor het Groningse waterschap Westerkwartier waarbij ook Noord-Drentse gronden zouden worden betrokken(16, 17). Alhoewel men in de Drenthe niet altijd even overtuigd was van de noodzaak werd in 1867 (18) een gezamenlijke commissie uit de Staten van Groningen en Drenthe benoemd met als opdracht om de waterschapsbelangen van een gedeelte van Drenthe en het waterschap Westerkwartier te regelen.
Gronings ontwerpbesluit naar Drenthe
Ook daar bleven de verschillen van inzicht tussen de provincies Groningen en Drenthe bestaan. Daarop besloten Gedeputeerde Staten van Groningen in 1871 om: “zoo spoedig mogelijk een voorstel tot regeling van een vereenigd waterschap ter tafel te brengen en dat aan Gedeputeerde Staten van Drenthe mede te deelen, teneinde de Staten van Drenthe in de gelegenheid te stellen er terzelfder tijd een oordeel over uit te spreken”(19).
Dit ontwerpbesluit met kaart “betreffende de vereeniging tot een waterschap van de gronden in de provinciën Groningen en Drenthe gelegen, die hun water afvoeren door de Aduarder- en Kommerzijlen” werd in juni 1872 toegezonden, maar kon pas in november in de Staten van Drenthe worden besproken (20).
Op z’n zachts gezegd was het merkwaardig dat Gedeputeerde Staten van Groningen in augustus 1872 al een advertentie in de Drentsche en Asser courant plaatste met de mededeling dat in de Gemeentehuizen van Roden, Peize, Eelde, Vries en Norg het concept besluit voor de oprichting van het nieuwe waterschap ter lezing en ter inzage lag (21). Bezwaren tegen het reglement konden binnen een bepaalde termijn schriftelijk worden ingediend.
Drenthe gepikeerd
Bij de bespreking van het ontwerpbesluit in de Drentse Staten bleek dat men naast inhoudelijke bezwaren vooral gepikeerd was over de eenzijdige en volgens hun juridisch onjuiste procedure waarmee het ontwerpbesluit tot stand zou zijn gekomen. Dit deed de Drentse Staten besluiten verdere behandeling van de door Groningen vastgestelde regeling overbodig te verklaren (22). Het besluit tot oprichting en reglementering van het nieuwe waterschap ‘Aduarder-en Kommerzijlen’ werd daarop door de minister voorlopig ter zijde gelegd. In de jaren daarop werden nog pogingen gedaan om de zaak weer vlot te trekken. Daarbij werd door de minister gewezen op een gemeenschappelijk belang. De staten van Drenthe hadden echter nimmer enig belang voor hun provincie erkend, omdat het naar hun mening niet bestond (23).
Ook Drentse grondeigenaren waren tegen
In de discussies kwam ook een verzoek van R. R. Deodatus en andere grondeigenaren in de gemeenten Roden, Eelde en Peize aan de orde. Zij verklaarden zich tegen het opnemen van hun gronden in het nieuwe Groninger waterschap en zij wilden niet verplicht worden in de lasten van dat waterschap te delen (24). Net als 50 jaar eerder toen het waterschap Westerkwartier bezwaar maakte tegen het kanaal van Norgervaart naar het Leekstermeer (2), kwam ook ook nu weer het argument ter tafel dat het water van Noord Drenthe ooit zijn natuurlijke afvloeiing naar zee had gezocht via het Westerkwartier. Als men daar om landbouwkundige redenen maatregelen wilde nemen om het peil te verlagen dan voelde Drenthe zich niet geroepen daaraan bij te dragen. En zo bleef alles bij het oude. Nader overleg en afstemming kwam er voorlopig niet.
Landelijk onderzoek kleine rivieren (1889-1893)
Peizerdiep kwam in aanmerking voor verbetering
In 1889 startte het Departement van Waterstaat een landelijk onderzoek om de toestand van de kleine rivieren te verbeteren (25). Uiteindelijk zou in een wet worden vastgelegd welke stromen zouden worden aangepakt en wat de maximale subsidie van de Staat zou zijn. Ook werden voorschriften voor uitvoering van de werkzaamheden en het onderhoud van de verbeterde stromen gegeven. De verbeteringen moesten zich beperken tot het hoogst noodzakelijke voor scheepvaart en afwatering. Voor dit onderzoek naar een ‘regeling voor verbetering van de kleine rivieren’ werd 2 tot 2 ½ jaar uitgetrokken en het ging f 60.000 kosten (26). Ook het Peizerdiep bleek voor deze verbeteringen in aanmerking kwam. Al in 1890 meldde de Provinciale Drentsche en Asser courant dat men ‘bij geruchte’ had vernomen dat er van rijkswege plannen waren om het Peizerdiep te verbreden en uit te diepen, waardoor het beter geschikt zou worden voor de scheepvaart, en vervolgens zou worden doorgetrokken tot aan de kolonie Veenhuizen (27).
Peizerdiep in kaart gebracht
Voor het onderzoek werden verschillende opmetingen en waarnemingen bij de voor verbetering in aanmerking komende kleine rivieren en stroompjes uitgevoerd. Voor het Peizerdiep vond dit plaats in een periode van twee jaar (juni 1890 t/m mei 1892). Op kaarten in het Drents Archief (NL-AsnDA, 0082 (7)) is veel van de verzamelde informatie beschikbaar. Daaruit bleek het eerdere gerucht, dat het gehele Peizerdiep tot aan Veenhuizen zou worden verbreed en verdiept, niet waar te zijn. Het ging alleen om het stuk vanaf de Drents-Groningse grens tot aan het punt waar het Oostervoortsche Diep en het Groote Diep samenkomen; m.a.w. het Lieverse Diep en het Peizerdiep. Dit traject was in 5 situatietekeningen vastgelegd, die in het bovenste gedeelte van de onderstaande afbeelding aan elkaar zijn ‘geplakt’. De tekening met het Lieverse Diep (5e vak) zal later in wat meer detail nog worden besproken.
De lengte van het diep in de oorspronkelijke situatie was 14,1 km. Langs het diep werden iedere 100 m hoogtemetingen van de bodem (zwarte lijn) en van de linker- en rechteroever (donker- en lichtgroen lijn) uitgevoerd. Daarnaast werden andere kenmerken zoals bijvoorbeeld de bodembreedte vastgesteld. Deze nam stroomafwaarts van 3,5 m bij Lieveren sterk toe tot bijna 13 m bij de Drents-Groningse grens. Daartegenover stond dat het verval over het zelfde traject sterk afnam van 45,5 tot 2,6 cm/km. Volgens de plannen zouden 26 grote bochten in het diep worden afgesneden. Deze lagen voornamelijk in het stuk langs Lieveren tot aan de Weehorst. In de nieuwe situatie zou het oorspronkelijke diep in totaal 1,6 km korter worden waarvan 1,2 km door de afsnijdingen bij Lieveren.
Waterpeil en neerslag
Gedurende de onderzoeksperiode van twee jaar werd het waterpeil bij een drietal peilschalen (Vierverlaten, Peizerwoud en Weehorsterbrug) dagelijks geregistreerd. Ook bij de brug over het diep in de weg van Roden naar Lieveren zou het waterpeil gemeten worden; echter in de grafiek staat vermeld: ‘Meetwaarden niet waargenomen’. Ik vermoed dat het ontbreken van menselijke bewoning in de buurt de reden was. Elke dag iemand speciaal naar de brug te sturen om de peilschaal af te lezen was kennelijk te veel gevraagd, zeker vanwege de slechte staat van de weg (zie vorige blog!). Bij de Weehorsterbrug was het verschil tussen de minimale en maximale waterstand 1,30 m. Het hoogste en laagste zomerpeil en het hoogste winterpeil op de drie meetlocaties zijn met elkaar verbonden en in de afbeelding ingetekend (blauwe gestreepte lijnen).
Nieuwe kaden en bodemlijn
Ook de ontworpen bodemlijn en de kruin van de ontworpen kaden zijn ingetekend (rood gestreepte lijnen). Geconstateerd kan worden dat bij het hoogste waterpeil in de winter het water over de hele lengte over de ontworpen kaden zal stromen en dat er bij het hoogste peil in de zomer zelfs een gerede kans op overstroming van de oevers bestaat. Dat geldt zeker voor het traject van de Weehorst tot aan de weg Roden-Peize, waarvoor in het geheel geen nieuwe kades zijn ontworpen.
Ontworpen aanpassingen bij Lieveren
Onderstaande afbeelding toont de ingrepen die ontworpen waren voor het stuk Lieverse Diep vanaf de brug in de weg Roden-Lieveren tot aan de samensmelting van het Oostervoortsche Diep bij ‘Achter het Holt’.
In dit traject waren 3 grote en 5 kleinere afsnijdingen ontworpen. Op enkele plaatsen zouden door afgravingen kleinere meanders worden verwijderd. Verder is het wel aardig dat iets rechts van het midden op de tekening het woord ‘Bat’ staat op de plaats waarvan de oudere Lieverders nog zullen weten dat daar tot het begin van de 60-er jaren ‘Het Vonder’, een smal houten bruggetje voor fietser en wandelaars, lag. Het woord ‘bat’ is net als til, tille een Groningse en Oudfriese naam voor een (meestal vaste) brug en betekent oorspronkelijk ‘plank’ (28).
Plannen opgeleverd – twijfel over uitvoering
Nadat het gehele onderzoek van de kleine rivieren eind 1893 was afgerond, stuurde de Minister de verzamelde gegevens en de daarop gegronde verbeteringsontwerpen aan de Gedeputeerde Staten der betrokken provincies, zodat deze er met de belanghebbenden nader over konden overleggen (29). De Minister zegde daarbij de mogelijkheid voor Rijkssubsidie toe, als men tot verbeteringen wilde overgaan. Gedeputeerde Staten van Drenthe betwijfelden echter al bij voorbaat of deze plannen ooit tot uitvoering zouden komen. Vooral zette men vraagtekens bij de wijze waarop het onderhoud zou moeten worden geregeld en welke publiekrechtelijke lichamen daar verantwoordelijk voor zouden willen zijn (30). Ook de financiering zal een probleem zijn geweest, want naast de Staatssubsidie moest een behoorlijk bedrag elders worden verkregen. Later bleek dat voor de verbetering van 4 kleine rivieren in Drenthe, waaronder het Peizerdiep op basis van de voorlopige ontwerpen ruim f 500.000 aan kosten waren geraamd (31). Met de plannen had men zich ten doel gesteld de kleine rivieren zodanig te verbeteren, zodat bij de hoogste zomerstand de oeverlanden niet meer zouden overstromen. Op de bevaarbaarheid werd pas in de tweede plaats gelet (32).
Lucratieve topgrasverkopingen
Het leek er dus niet op dat de ontworpen plannen voor het Peizerdiep tot uitvoering zouden komen. Oorspronkelijk werden de winterse overstromingen van de madelanden positief beoordeeld omdat het goed was voor de bodemvruchtbaarheid en jaarlijks geld opleverde voor de eigenaren bij de verkoop van topgras, het nog niet gemaaide gras van de eerste snede. In de dagbladen werd veel geadverteerd met topgras verkopingen. Interessant om te zien welke landeigenaren in Roden, Roderwolde en Peize hun topgras te koop aanboden (33).
Topgrasverkopingen betroffen de verkoping van het grasgewas op bepaalde landerijen met het recht en de verplichting van den koper dit gewas te maaien en te hooien (34).
Steeds vaker problemen met waterpeil
Men kreeg in Noord-Drenthe echter steeds vaker te maken met problemen, die voortkwamen uit het waterpeil in het Peizerdiep. Zo bleek in de zomer van 1894 het water zo hoog te staan dat een groot deel van de madelanden overstroomde. Een krant (35) meldde: ‘ Hier zag men lieden met hooge waterlaarzen aan en gewapend met een langen stok bij tweeën het water ingaan, die weldra terugkeerden met eene vracht hooi op twee zulke stokken, om die neer te leggen op eene slede, welke door een paard, enz. …… Ginds plasten arme lieden, die geen waterlaarzen rijk zijn, met naakte beenen in ’t water, om nog te redden, wat nog te redden viel, van het duur gekochte topgras’.
Daartegenover stond dat er zelfs in november 1898 problemen ontstonden in het Peizerdiep, nu door een te laag waterpeil. In een artikel in het Nieuwsblad van het Noorden (36) was sprake van een schip, geladen met kunstmest bestemd voor Bunne, dat bleef vastzitten op het Peizerdiep. Net voordat de Schipsloot, de vaart van het Peizerdiep naar Peize, was bereikt. Men eindigde met de constatering: ‘Het Peizerdiep, waarvoor ter wille van afwatering en scheepvaart meer dan eens, ook van regeeringswege verbeteringsplannen zijn opgemaakt, blijkt ook wel verbetering noodig te hebben’.
Hoe gaat het verder?
Of die verbeteringen er gaan komen, zal aan de orde komen in het volgende verhaal over de bedreigingen voor het Lieverse Diep vanaf 1900 tot heden!?
Bronnen
1. Drents Archief, Assen. Toegang 0133.03 Kaarten en tekeningen Dienst Rijkswaterstaat Drenthe
2. A. Kommers. 1847. De Ontworpene Kanalisatie van Drenthe. 106 pp. Herkomst Universiteitsbibliotheek Utrecht (door google gedigitaliseerd)
3. Algemeen Handelsblad. Amsterdam, 1840/11/11, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 24-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010072030:mpeg21:p001
4. Drentsche courant. Assen, 1845/07/15, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 05-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010786418:mpeg21:p003
5. Drentsche courant. Assen, 1845/12/16, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 24-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010786462:mpeg21:p001
6. Drentsche courant. Assen, 1846-02-03, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 22-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010786840:mpeg21:p002
7. Drents Archief, Assen. Toegang 0082 Kaarten en tekeningen van Gedeputeerde Staten
8. Wikipedia, Jaagpad, https://nl.wikipedia.org/wiki/Jaagpad
9. Drentsche courant. Assen, 1845/08/22, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 05-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010786429:mpeg21:p003
10. Groninger courant. Groningen, 1846/02/06, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 22-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010771098:mpeg21:p002
11. Drentsche courant”. Assen, 1846/07/10, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 05-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010786885:mpeg21:p001
12. Geheugen van Drenthe, Noord-Willemskanaal, https://www.geheugenvandrenthe.nl/noord-willemskanaal
13. Wikipedia, Rodervaart, https://nl.wikipedia.org/wiki/Rodervaart
14. Groninger courant. Groningen, 1856/11/07, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 20-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010772032:mpeg21:p003
15. Provinciale Drentsche en Asser courant. Assen, 1864/11/15, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 20-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010777674:mpeg21:p001
16. Nederlandsche staatscourant. ‘s-Gravenhage, 1866/08/23, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 17-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010791375:mpeg21:p001
17. Provinciale Drentsche en Asser courant. Assen, 1866/11/08, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 17-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010776597:mpeg21:p006
18. Provinciale Drentsche en Asser courant. Assen, 1867/07/25, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 18-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010774999:mpeg21:p003
19. Provinciale Drentsche en Asser courant. Assen, 1871/11/16, Geraadpleegd op Delpher op 18-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000094906:mpeg21:p001
20. Provinciale Drentsche en Asser courant”. Assen, 1872/11/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000094458:mpeg21:p002
21. Provinciale Drentsche en Asser courant. Assen, 1872/08/21, Geraadpleegd op Delpher op http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000094309:mpeg21:p004
22. Provinciale Drentsche en Asser courant. Assen, 1873/11/10, Geraadpleegd op Delpher op 17-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000095462:mpeg21:p001
23. Provinciale Drentsche en Asser courant. Assen, 1875/07/09, Geraadpleegd op Delpher op 18-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000096029:mpeg21:p002
24. BIJVOEGSEL, behoorende bij de Prov. Drentsche en Asser Courant van Donderdag 6 Julij 1876. RAPPORT der Commissie uit de Prov. Staten in de zaak van het „Westerkwartier.”. Provinciale Drentsche en Asser courant”. Assen, 1876/07/06, Geraadpleegd op Delpher op 19-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000096184:mpeg21:p005
25. Provinciale Drentsche en Asser courant. Assen, 1889/09/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 16-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000102507:mpeg21:p002
26. Het vaderland. ‘s-Gravenhage, 1889/12/04, Geraadpleegd op Delpher op 16-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB23:001424135:mpeg21:p00005
27. Provinciale Drentsche en Asser courant. Assen, 1890/10/09, Geraadpleegd op Delpher op 20-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000104269:mpeg21:p002
28. Wikipedia, Til, https://nl.wikipedia.org/wiki/Til
29. De ingenieur, jrg 8, 1893, no 51, 23-12-1893. Geraadpleegd op Delpher op 20-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=dts:2699052:mpeg21:0001
30. De ingenieur, jrg 9, 1894, no 24, 16-06-1894. Geraadpleegd op Delpher op 20-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=dts:2657025:mpeg21:0001
31. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs 1847-1897, Van Langenhuysen, 1897. Geraadpleegd op Delpher op 16-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKIT03:000207068:00011
32. Provinciale Drentsche en Asser courant. Assen, 1898/01/17, Geraadpleegd op Delpher op 05-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000103967:mpeg21:p002
33. Provinciale Drentsche en Asser courant. Assen, 1891/06/22, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000099340:mpeg21:p004
34. Oosthoek 1916, Nederlandse encyclopedie, uitgegeven van 1916-1925. https://www.ensie.nl/oosthoek1916/topgras
35. Provinciale Drentsche en Asser courant. Assen, 1894/08/24, Geraadpleegd op Delpher op 15-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000101608:mpeg21:p002
36. Nieuwsblad van het Noorden. Groningen, 1898/11/18, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 05-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010887456:mpeg21:p002