Lieveren – het Liverpool van Drenthe?
In de voorbereiding van deze blog heb ik diverse bronnen over de geschiedenis van de esdorpen, zoals ook Lieveren, gelezen. Daarin wordt uitgelegd waarom deze juist op bepaalde locaties in het Drentse landschap zijn ontstaan. De bodemgesteldheid bleek daarbij een belangrijke rol te hebben gespeeld. De aanwezigheid van keileem of potklei in de ondergrond was essentieel. In een groot gebied ten noorden van Lieveren (Noordbos) komt deze potklei dicht onder het oppervlak voor. Onderzoekers van Rijksuniversiteit Groningen Kenniscentrum Landschap (2, 3) denken dat de naam Lieveren daaraan ontleend is. Het Germaanse woord liver betekent namelijk ‘glibberig’. Daarmee wordt een overeenkomst gezien met het Engelse Liverpool, wat modderpoel zou betekenen. Niet iedereen (4) is overigens overtuigd van deze uitleg.

Deze blog gaat over het ontstaan van het grondbezit in Drenthe en wat dit heeft betekent voor Lieveren. Hoe en door wie worden de gronden in 1832, bijna 200 jaar geleden, gebruikt? De betekenis van enkele historische namen zoals de ‘De Drift’ en ‘Het Hullig’ wordt toegelicht.
Ontstaan grondbezit in Drenthe
Voor landbouwers is grondbezit een van de belangrijkste elementen om een bestaan op te bouwen. Over het eerste ontstaan van het grondbezit in Drenthe kan alleen een voorstelling worden gemaakt aan de hand van enkele feiten. Het hierna volgende is gebaseerd op hetgeen Prof. Blink daarover in 1919 heeft beschreven (1). Toen de Saksen zich in Drenthe vestigden, was de keus voor woonplaatsen beperkt. De grote uitgestrekte heidevelden waren daarvoor niet geschikt. De hier en daar zichtbare, lage met bos bedekte, heuvels wezen de plekken aan die niet alleen voldoende droog waren, maar ook een vruchtbare bodem hadden.

Op deze plaatsen ontstonden nederzettingen, bestaande uit onregelmatig ten opzichte van elkaar gebouwde hutten of blokwoningen. Deelen van het omringende bos werden vanwege de vruchtbare bodem tot bouwland gemaakt. Dit proces leidde uiteindelijk tot de typisch Drentse esdorpen, vaak met een bosrijke brink en langs de randen het bouwland, de essen, omringd door de heidevelden. Weiden voor het vee werden gevonden in de lagere streken, in de dalen langs de stroompjes.
Oorspronkelijk hadden de families in een dorp gemeenschappelijk rechten op het gebruik van de gronden. Dit gemeenschappelijke bezit werd mark(e) genoemd. De gezamenlijke eigenaren van de marke heetten de markgenoten. In de loop der tijd werden echter steeds meer delen van het gemeenschappelijk bezit particulier eigendom. De gronden, waarop de woning gebouwd werd, en die deze onmiddellijk omringden, de erven, gingen het eerst in particulier bezit over. De brinken met bomen tussen de huizen van het dorp bleven nog gemeen bezit.
De akkerbouwgronden op de essen werden eerst ook gemeenschappelijk gebruikt. Omdat het voor het bouwland noodzakelijk was, dat iedere boer een deel kreeg dat hij aankon om te bewerken en te verbeteren , werden de essen al vroeg tot particulier bezit ingedeeld. Zo ontstonden in de marke-dorpen al spoedig twee vormen van bezit, nl. een gedeelte, waarvan de bodem het bezit was van de particulieren en een ander deel waarvan de bodem gemeenschappelijk eigendom was. De heidevelden, bossen en weiden bleven lang gemeenschappelijk bezit van de marke.
Invoering van het kadaster
De periode van 1795 tot 1813 wordt in Nederland de Franse Tijd genoemd. Vanaf 1810 was Nederland zelfs een onderdeel van het Eerste Franse Keizerrijk. Dit heeft tot gevolg dat de grondbelasting wordt ingevoerd (5). Voor die belasting wordt gestart met opmeten, schatten en tenaamstelling van grondeigendom. Daarmee begint de opbouw van het Kadaster.
In 1832 is in ons land het kadaster ingevoerd (NL-AsnDA, 0178, 6). Het doel van het kadaster was tweeledig. Ten eerste moest het een grondslag leveren voor een rechtvaardige heffing van de grondbelasting. Ten tweede diende het kadaster voor de rechtszekerheid met betrekking tot de eigendom en andere zakelijke rechten op onroerende goederen. Om aan die doelstelling te kunnen beantwoorden was het nodig een administratie op te bouwen waarin alle wijzigingen met betrekking tot die zakelijke rechten geregistreerd werden, maar evenzeer was het nodig een bepaalde situatie als uitgangspunt voor die registratie te kiezen.

Daarvoor werden eerst de grenzen van gemeenten vastgesteld. Grenzen van gemeenten stonden daarvoor niet altijd vast. Daarom werd bij het vaststellen van de gemeentegrenzen een ‘delimitateur’ (landmeter) aangewezen, die samen met de burgemeester en twee aanwijzers van de eigen gemeente en die van de aanpalende gemeenten werden uitgenodigd om de gemeentegrenzen vast te stellen. Iedere gemeente werd weer verdeeld in een aantal secties en binnen de secties lagen de percelen.
Vanwege de fiscale doelstelling moesten alle percelen niet slechts gemeten worden, doch zij moesten bovendien naar kwaliteit geschat worden. Dat werk is door de schatters van de grondbelasting zeer nauwgezet gedaan. Ondanks deze nauwgezetheid heeft de classificering bij de invoering van het kadaster tot veel bezwaarschriften aanleiding gegeven. De te betalen belasting werd bepaald door de klasse waarin een perceel werd ingedeeld. De classificering vond zowel voor ongebouwde als voor gebouwde grond plaats. Landbouwschuren en schaapskooien werden niet in de rubriek “gebouwd” aangeslagen, terwijl kerkelijke eigendommen en ook scholen werden vrijgesteld van het betalen van grondbelasting.
Grondgebruik en -eigenaren in 1832
De eerste officiële kadastergegevens per perceelnummer zijn dus in 1832 vastgelegd. Voor Lieveren zijn deze op internet beschikbaar (7). De percelen in Lieveren zijn geregistreerd in Sectie F van de gemeente Roden.
In een analyse is nagegaan wat het gebruik van de percelen in Lieveren in 1832 is en wie de eigenaren zijn. Voor het gebruik van de grond wordt onderscheid gemaakt in Heide, Bos, Hooiland, Weiland, Bouwland en Overige. Voor het eigendom wordt gekeken naar de volgende drie groepen 1) de Markegenoten, 2) eigenaren uit Lieveren en 3) eigenaren van buiten Lieveren.

De totale oppervlakte van alle percelen in de kadastrale sectie F (Lieveren) is 516,5 ha. Opgemerkt dient nog te worden dat de grens van deze sectie toentertijd de voormalige gemeentegrens tussen Roden en Norg volgde (8). Deze lag toen bij het Lieverse Nijland voor een deel boven het Oostervoortse Diep, waardoor een 14-tal percelen weiland en hooiland van totaal 18,4 ha behoorden tot sectie C (Langelo) van de toenmalige gemeente Norg.
In totaal is ruim 387 ha (75%) van de grond in Lieveren eigendom van de Markegenoten. De rest is eigendom van particulieren; 14 Lieverders bezitten 107 ha (20,8%) en 19 ‘niet-Lieverders’ ruim 22 ha (4,2%). Onder overige valt het grondgebruik voor erven, incl. gebouwen, tuinen en boomgaarden.
Heide en bos
Bijna 283 ha (55%) van de kadastrale oppervlakte van Lieveren bestaat uit heidevelden, waaronder ook het grote veenachtige gebied richting Bunnerveen. Deze zijn met enkele uitzonderingen zoals De Venekampen in bezit van de Markegenoten. Bij sommige heidepercelen wordt ook vermeld dat ze worden beweid. Dat geldt met name voor een heideveld van ruim 11 ha, eigendom van de Markegenoten, ten zuiden van de Zuid-esch in de richting van Langelo.
In 1832 is ongveer 85 ha van de grond in Lieveren bos. Ook dit is grotendeels in bezit van de Markegenoten. ‘Bos’ kende bij Lieveren nog de subcategorieën dennenbos, hakbos, opgaand bos en opgaand eikenbos. In mijn eerdere blog heb ik verteld dat de jaarlijkse houtverkopingen aanvankelijk nog enig rendement voor de eigenaren opleveren. Als heide en bos tezamen worden beschouwd als woeste grond, dan kunnen we stellen dat dit ruim 71% van de totale oppervlakte uitmaakt. Dat komt redelijk overeen met de situatie die voor heel Drenthe geldt, n.l. daar is 67% nog woeste grond (1).
Grasland
Voor het grasland zijn twee categorieën, nl. 32 ha hooiland, dat vooral langs het Lieverse Diep ligt en 42 ha weiland. Van het hooiland is 22,9 ha (ruim de helft) in handen van Lieverder boeren.

Weiland is evenals heide en bos voornamelijk eigendom van de Markegenoten. Slechts 2,5 ha is in bezit van individuele boeren allemaal uit Lieveren; deze perceeltjes liggen grotendeels bij de boerderijen in het dorp. De weidepercelen van de Marke zijn veelal groter dan 4 ha; het grootste is 17 ha in het Hullig, ten zuiden van de Nijlandseweg.

De veldnaam Hullig verwijst naar oude stukken broekbos (2). Het Hullig ligt dan ook in het beekdal van het Oostervoortse Diep. In een broekbos wordt de vegetatie sterk bepaald door de hoge stand van het grondwater. Ook de grond van de wegen tussen de erven van de boerderijen in het dorp (de brink) en de weg over de Zuid-esch richting Langelo is gezamenlijk eigendom van de Marke en wordt kadastraal beschouwd als weiland. Dergelijke zandwegen vanaf de brink in de richting van de beekdalen worden veedriften genoemd (2). ‘De Drift’, die van de Nijlandseweg door het Zuidbos naar de Tip loopt, herinnert aan deze historische functie.

Het bouwland, de eschen van Lieveren
In het economische leven van dorpen, zoals Lieveren, heeft het bouwland op de essen altijd een belangrijke rol gespeeld. In 1832 is er in Lieveren ruim 70 ha bouwland, dit is bijna 14% van het totale oppervlak. De bouwlandpercelen zijn verdeeld over 4 gebieden rondom Lieveren, n.l. de Noord-esch, de Zuid-esch, de Kampakkers en het Lieverse Nijland. Opmerkelijk voor het bouwland is dat het bestaat uit 356 kleine perceeltjes van gemiddeld ongeveer 20 are. Elf boeren, waarvan tien uit Lieveren en één uit Roden bezitten 66 ha (94%) van het bouwland. De boer in Lieveren met het meeste bouwland is Roelof Jans Arends; hij heeft 44 percelen, samen ruim 8 ha, verspreid over alle vier de ‘essen’ rond Lieveren.

Het kleine formaat van de bouwlandperceeltjes heeft te maken met de ontstaansgeschiedenis van de essen. De bouwgronden op de essen zijn in eerste instantie gemeenschappelijk ontgonnen en gebruikt. Prof. Blink (1) suggereert dat de lengte van de percelen is bepaald door het uithoudingsvermogen van het dier (os of paard) dat de ploeg moest trekken. Waarschijnlijk kreeg ieder die had meegewerkt aan de ontginning van een blok daar een deel van toegewezen (9).
Op de gezamenlijke essen rusten oorspronkelijk twee soorten eigendomsrechten. Ten eerste is er het recht van de individuele erven op het moment dat er een gewas op het land staat en ten tweede dat van de gehele buurschap op het moment dat de gewassen geoogst zijn en de stoppel beweid kan worden. Door beweiding met schapen en runderen en soms ook varkens wordt het land schoongehouden en gelijktijdig bemest. Later verdwijnt dit collectieve aspect en in 1832 zijn alle akkers in individueel bezit.
Vroeger dacht men dat de hogere ligging van de essen is veroorzaakt door het opbrengen van de plaggen uit de potstallen voor de schapen en runderen. Maar wetenschappers denken daar tegenwoordig anders over (9). Het opbrengen van deze potstalmest zal max. 30 cm ophoging hebben veroorzaakt terwijl de Drentse essen gemiddeld 3-4 m hoger liggen dan de directe omgeving. Ze zijn n.l. van oorsprong aangelegd op de hogere gronden. Bij voorkeur op lemig zand met een bosprofiel en op matige diepte de in de inleiding genoemde keileem. De beide essen, resp. ten noorden en ten zuiden van Lieveren liggen ook wat hoger in het landschap op een dekzandrug uit de laatste ijstijd (2).
De Kampakkers, een klein complex aan de oostkant van het dorp, zijn waarschijnlijk later ontgonnen; deze 22 bouwlandakkers van in totaal 3 ha liggen ook meer gestructureerd ten opzichte van elkaar. Ondanks de kleine omvang zijn er toch weer 8 verschillende eigenaren. Hendrik Jan Polling, die hier dichtbij woont, bezit het grootste deel met 1,3 ha verspreid over 8 perceeltjes.
In 1832 zijn de Lieverse boeren druk bezig om op een meer zuidelijk gelegen zandrug in hun marke, het Lieverse Nijland heideveld te ontginnen. Dat dit in 1832 nog gaande is, is goed te zien aan de kleur van de stroken op het kaartjes. Veel stroken zijn deels geel gekleurd (bouwland) en deels paars (heide), terwijl beide delen dezelfde eigenaar hebben. Zo heeft Reinder Tjebbels Zuurt, die in Lieveren woont en te boek staat als landbouwer/arbeider, hier vier stroken grond van samen 1,5 ha op zijn naam staan. Van elke strook zijn ontgonnen delen (1 ha) kadastraal als bouwland opgenomen, terwijl de resterende delen (0,5 ha) nog als heide worden vermeld. Kennelijk is hij daar nog aan het ontginnen.
Op de essen in Drenthe worden in het begin van de 19e eeuw, behalve de rogge, dat het grootste areaal (ca. 65%) in beslag neemt, ook boekweit (ca. 20%) en aardappelen (ca. 10%) verbouwd (10).

Overige
De categorie ‘Overige’ betreft 3,7 ha, bestaande uit de erven van de boerderijen (incl. tuinen en boomgaarden) en de school (eigendom van de Markegenoten). Hierop zal in een volgende blog nader worden ingegaan.
Markegronden – te grote rem op gebiedsontwikkeling!
De markegenoten hebben op de gronden, waarvan ze gezamenlijk eigenaar zijn, gebruiksrecht naar evenredigheid van hun verkregen rechten of ,,waardeelen” (1). In de gemeenschappelijke weide kan iedere “gewaarde” naar zijn rechten een zekere hoeveelheid vee weiden. Ook kan hij van het bos (houtproductie), het veen (turf) en de heide (plaggen, schapen weiden) gebruik maken.
Steeds meer begint men echter de nadelen van de marken als gemeenschappelijk bezit in te zien. Het remt in belangrijke mate de verdere ontginning, waardoor de economische ontwikkeling van het gebied nauwelijks op gang komt. Het einde van de Marke komt in zicht, hoewel daar nog best een flink aantal jaren over verloopt voordat alles zijn beslag heeft gekregen. Van belang daarbij is te weten dat Markegronden van Lieveren formeel twee vormen van gerechtigheid hebben, nl. het recht van weiden en het recht van bepotingen (recht om bos aan te planten en het geproduceerde hout te verkopen).
Op 1 september 1840 wordt een plan van scheiding tijdens een vergadering bij Willem Ananias, herbergier/landbouwer te Lieveren door de markegenoten, met uitzondering van mevrouw de weduwe Kymmell, die juist was overleden, goedgekeurd (11). In 1841 wordt dit plan bij Koninklijk Besluit bekrachtigd (8). Voor de goede orde is het goed vast te stellen dat het hier gaat om de verdeling van gronden waarop enkel het weiderecht van toepassing is. Volgens de kadastergegevens van 1832 zijn dat 272 ha heide (en veen), 40 ha weiland en een groot deel van het bos. In de Lieverder Marke gaat dit om “183 koeweide rechten”, waarvan de Lieverders het overgrote deel bezitten. Een klein aantal is in handen van 3 Rôners, waaronder mevrouw Kymmell (11).

In een advertentie in de “Drentsche courant” van 3 augustus 1841 (12) wordt men opgeroepen om bij vorderingen of schulden aan de Marke zich binnen 4 weken te melden om hiervan opgave of betaling te doen bij de ‘Commissie tot deeling’, waarin zitting hebben de Lieverder landbouwers W.P. Bronsema, J.H. Stel en R.J. Arends of bij Mr. L. Oldenhuis Gratama, procureur te Assen. Daarna zal de slotrekening worden opgemaakt.

Het bos, in 1832 volgens het kadaster ruim 74 ha, blijft dus nog ‘gemeen’ voor de bosproductie (recht van bepotingen). Pas in oktober 1895 vergaderen de gezamenlijke eigenaren van het Lieverse bos over verkoop of verdeling(13). Met algemene stemmen besluit men tot verdeling over te gaan. De heren H. B. Winsingh, F. Deodatus, H. W. Assies, S. Winsingh en F. Cazemier worden tot volmachten benoemd om de verdeling in orde te maken. Het Lieverse bos wordt verdeeld bij akte van 5 April 1897 (8). De eigendomsrechten van het gemeenschappelijk bos worden uitgedrukt in klauwen. In totaal zij er 384 klauwen. Als grootste aandeelhouders krijgen F. Deodatus 6,6 ha, J.W. en P.D. Kymmell 8,3 ha en twee Leurings 3,9 ha toebedeeld (11); de rest gaat naar de kleinere rechthebbenden.
Volgende blogs
In mijn komende blogs zal nader worden ingegaan op het wel en wee van de bewoners van het Lieveren rond 1832. Met daarbij links naar de bewoners van Lieveren in de periode 1960-1970, waarin ik zelf in Lieveren woonde.
Bronnen
1. Prof. Dr. H. Blink, 1919. DRENTE ALS economisch-geoqraphisch gewest in ’t verleden en heden. Tijdschrift voor economische geographie; orgaan der Nederlandsche Vereeniging voor Economische Geographie, jrg 10, 1919, no 1, 1919, p. 41-132 (link: http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB16:002471002:00001)
2. Sterre Brummel, 2017. Cultuurhistorische inventarisatie van het esdorpenlandschap rond Norg. Kenniscentrum Landschap Rijksuniversiteit Groningen, Mei 2017, 86 p. (link: https://www.academia.edu/36441710/Kenniscentrum_Landschap_Rijksuniversiteit_Groningen_Cultuurhistorische_inventarisatie_van_het_esdorpenlandschap_rond_Norg )
3. Spek, T. (2004). Het Drentse esdorpenlandschap. Een historisch-geografische studie. Matrijs, Utrecht.
4. Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2010), Etymologiebank, op http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/lieveren
5. Website Kadaster (link: https://www.kadaster.nl/over-ons/het-kadaster/geschiedenis )
6. Drents Archief, Assen. Toegang 0178 Het Kadaster in Drenthe (NL-AsnDA, 0178) (link: https://www.archieven.nl/nl/zoeken?mivast=0&mizig=210&miadt=34&micode=0178&milang=nl&mizk_alle=kadaster&miview=inv2)
7. Historische Geografisch Informatiesysteem, https://hisgis.nl/projecten/drenthe/
8. Geschiedkundige atlas van Nederland_1920 (link: https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?identifier=MMKB02:100007864:00067&coll=boeken&page=4&sortfield=date&query=%28LIEVEREN+or+LIEVERDEN+or+LIEVERSCH%29 )
9. Geheugen van Drenthe: Es – Onderdeel van Thema Natuur. https://www.geheugenvandrenthe.nl/es
10. Bieleman, J., 1987. Boeren op het Drentse zand 1600 – 1900 : een nieuwe visie op de `oude’ landbouw. (link: https://library.wur.nl/WebQuery/wurpubs/2880 )
11. E. Pelinck. Het Lieverderbos. Ons Waardeel 1985(5), p. 187-195.
12. Advertentie in de “Drentsche courant” van 3 augustus 1841. Geraadpleegd op Delpher op 04-05-2020, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010785698:mpeg21:p004
13. Artikel in Provinciale Drentsche en Asser courant van 23 oktober 1895. Geraadpleegd op Delpher op 09-01-2020, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000101499:mpeg21:p002