Door de ruilverkaveling, waarop in mijn vorige blogs is ingegaan, werden met name zaken als bedrijfsgrootte, verkaveling, ontsluiting en waterbeheersing verbeterd. Vroeger ging een ruilverkaveling niet veel verder dan het optimaliseren van de agrarische productie omstandigheden. Later zag men in, dat een dergelijke technische ingreep pas echt effect heeft als er ook aandacht is voor de bedrijfsvoering en de sociale omstandigheden op de bedrijven. Daarom werden streekverbeteringsprojecten vaak gekoppeld aan ruilverkavelingen. Zo gebeurde ook in Lieveren en omgeving. In onderzoek uit 1957 (1) was gebleken dat genoemde aspecten op de bedrijven in de Noord-Drentse gemeenten Roden, Peize en Eelde zeer slecht te scoorden.
Lieveren in 1960 nog echt een boerendorp
In 1960 werden de bedrijfsvoering en de sociale omstandigheden voor het ruilverkavelingsgebied Peize-Bunne en Peizermade (toen nog in aanvraag) nogmaals onderzocht (2). Hoe was daarbij de situatie in Lieveren? In Lieveren waren 71 woningen waarvan 60 cultuurgrond gebruikten.
Als we alleen kijken naar de bedrijven die groter dan 1 ha waren en meer dan 50% van de arbeidstijd aan het bedrijf besteedden, dan komen we op 40 ‘echte’ landbouwbedrijven. De overige gebruikten of minder dan 1 ha grond of waren financieel niet afhankelijk van het grondgebruik. In deze laatste groep zaten vooral land- of industriearbeiders en ook rustende landbouwers.
Bedrijfsgrootte structuur en veebezetting
In totaal was er 560 ha landbouwgrond in Lieveren. De gemiddelde grootte van de 40 landbouwbedrijven was daarmee ongeveer 14 ha. Een derde deel van de bedrijven had minder dan 10 ha grond en 20% had meer dan 20 ha.
Deze 40 ‘echte’ landbedrijven in Lieveren waren bijna allemaal gemengd, veehouderij en akkerbouw, waarbij akkerbouw vooral gericht was op voederproductie voor het vee (graan, stro, voederbieten). De aardappelteelt omvatte consumptieaardappelen, fabrieksaardappelen en voor een klein deel pootaardappelen.
Het grootste deel van de landbouwgrond bestond uit grasland (75%). Op bijna alle bedrijven werd dan ook melkvee gehouden. Varkens en kippen waren wel aanwezig, echter niet op alle bedrijven en meestal in relatief kleine aantallen.
Er waren per bedrijf vaak maar een paar fokzeugen voor de productie van eigen biggen, die vervolgens werden afgemest. Op veel bedrijven werd jaarlijks thuis een varken geslacht. Ook legkippen waren voornamelijk voor eigen eieren productie; het restant werd verkocht aan de lokale kruidenier. Bij ons thuis werden oude kippen, die van de leg waren, door mijn grootvader geslacht. De poten werden gebraden en de rest ging in de soep (Pas op voor de botjes!!).
Gebruik technische hulpmiddelen en voorzieningen
In het hele ruilverkavelingsgebied hadden nog maar 25 van de in totaal 391 bedrijven een trekker (6%). Lieveren had 3 bedrijven (7%) met een trekker.
Op twee derde van bedrijven werd bij de ruwvoerwinning (maaien, schudden, wiersen) eigen mechanisatie ingezet. Veel kleinere bedrijven maakten voor het maaien en hooipersen gebruik van de loonwerker.
In 1960 hadden 11 bedrijven (27%) in Lieveren een melkmachine. Opvallend is de grote deelname aan de melkcontrole (70%). Hierdoor kreeg men informatie over het productievermogen van het vee, hetgeen via het stamboek en de KI weer gebruikt kon worden bij het verbeteren van de fokkerij.
De loonwerker werd ook veel ingeschakeld bij het oogsten en dorsen van het graan en het rooien van de aardappelen. Enkele werktuigen, zoals landrollen en zaaimachines, werden gezamenlijk door een aantal boeren aangeschaft en ingezet.
In 1960 hadden bijna alle bedrijven een elektriciteitsaansluiting. Deze had echter maar één fase, waardoor zwaardere elektromotoren nog niet gebruikt konden worden. De helft van de bedrijven was aangesloten op het waterleidingnet. Dat betekende overigens niet dat de rest geen waterleiding had. Op ons bedrijf werd grondwater automatisch opgepompt en met leidingen naar de koeien en de keuken gebracht. Een hydrofoor installatie zorgde ervoor dat de waterleiding op druk werd gehouden. Er was slechts één landbouwbedrijf met een telefoon aansluiting. Daarnaast hadden enkele middenstanders telefoon. Zo moesten mijn vader regelmatig naar de naburige dorpssmid om de KI te bellen voor een te insemineren koe.
Het melkvee liep een groot deel van het jaar buiten in de weilanden. Om het risico op uitbreken te verkleinen werd veel gebruik gemaakt van schrikdraad installaties. Naar aanleiding van een ernstig ongeval in Friesland was er in augustus 1961 enige discussie in de het Nieuwsblad van het Noorden over de controle op de veiligheid van deze installaties. Boeren moesten in elk geval waarschuwen als een weide-afrastering onder stroom stond. Daarop stuurde een lezer een ingezonden brief met een in Lieveren genomen foto (3).
Hierna nog enige informatie over het opleidingsniveau van de boeren in die tijd!!
De ‘sociale’ omgeving
De bedrijfshoofden in Lieveren waren gemiddeld 47 jaar oud. Allen waren jonger dan 65 jaar en 38% was jonger dan 45 jaar. Van 34 bedrijfshoofden was het opleidingsniveau bekend, 15 hadden alleen lagere school gedaan, 14 hadden agrarische cursussen gevolgd, 3 waren naar de lagere landbouwschool in Roden geweest en 2 hadden een andere lagere beroepsopleiding. Er was nog niemand die een middelbare (beroeps) opleiding had genoten.
Om een beeld te krijgen van het opleidingsniveau van de opvolgers werd gekeken naar de scholing van inwonende boerenzoons van 15 jaar en ouder. Dochters werden toen nog niet gezien als potentiële bedrijfsopvolgers! In Lieveren waren 26 boerenzoons. Van 10 was geen opleiding bekend, 7 hadden een lagere beroepsopleiding (landbouw of techniek) en 8 volgden de ULO, MLS (Middelbare Landbouwschool) of VMHO (Voorbereidend Middelbaar Hoger Onderwijs). Dus het voortgezette onderwijs kwam al wat meer in beeld
Streekverbeteringsproject Peize
Zoals eerder gezegd, diende bij de ruilverkaveling nieuwe stijl uitgebreid aandacht te worden besteed aan het verbeteren van de bedrijfsvoering en de sociale omstandigheden op de bedrijven. Daartoe werden streekverbeteringsprojecten in het leven te roepen. In het ruilverkavelingsgebied Peize-Bunne/Peizermade werd in september 1961 de streekverbeteringscommissie Peize geïnstalleerd (4). Deze commissie bestond uit 13-15 leden, die regionale organisaties en verenigingen van boeren (DLG, CBTB), boerinnen (Ned. Bond van Plattelandsvrouwen), landarbeiders (ANAB), jonge boeren (B.O.D.) en jonge boerinnen (D.P.M.) vertegenwoordigden. Voorzitter was de heer H. v.d. Es, Bunnerveen. Vanuit Lieveren zat Froukje Hartlief-Ananias in de commissie. Het secretariaat werd gevoerd vanuit het Rijkslandbouwconsulentschap.
Effecten op bedrijfsstructuur
In de ruilverkavelingsperiode nam de oppervlakte cultuurgrond door de ontginning van het voormalige Bunnerveen iets toe. Daartegenover stond dat een gedeelte weer verloren ging aan wegen en waterlopen. Ook voor uitbreidingsplannen kregen de gemeenten de nodige grond toegewezen (4).
Het aandeel grasland, dat al veel groter was dan dat van bouwland, nam nog verder toe. Het aantal bedrijven, vooral de kleinere, daalde. Wel kwam er steeds meer melkvee, hetgeen in overeenstemming is met de toename van de oppervlakte grasland. Zowel de varkenshouderij als de pluimveehouderij namen nog verder in betekenis af. De schapenhouderij nam wel in omvang iets toe, maar bleef relatief klein. Opvallend was in deze periode de sterke daling (40%) van het aantal paarden. Dat was vooral toe te schrijven aan de intrede van de mechanisatie.
Het aantal koeien in de melkcontrole steeg vanaf 1961. Uit de melkcontrole gegevens bleek echter dat de verwachte stijging van de melkopbrengst vooralsnog achterwege bleef. Dit leidde tot de opmerking dat de verhoogde belangstelling voor de fokkerij te veel was gericht op exterieur verbetering. Traditioneel was een ‘mooie’ koe belangrijker voor de sociale status dan het economische effect van een hogere productie (5).
Men verwachte dat de afname van het aantal bedrijven en een vergroting van de overblijvende bedrijven verder door zou zetten. Deze vergroting betekende dat aanpassingen in bedrijfsvoering, huisvesting en mechanisatie onvermijdelijk zouden zijn.
Activiteiten streekverbetering
In het streekverbeteringsproject ‘Peize’ werd aan deze diverse aspecten aandacht besteed. Vele daarvan zullen hierna de revue passeren aan de hand van de activiteiten, die zich rond onze boerderij hebben voltrokken en gevolgen die deze hebben gehad voor onze boerderij en leefomgeving.
Boerderij en techniek
Huisvesting melkkoeien van Friese naar Hollandse stal
In de oude Friese stal moest men steeds tussen twee koeien door om hooi, kuil of krachtvoer in de voergoot te brengen. De grup moest twee maal daags met kruiwagen en mestschop worden leeggehaald. Door de verbouwing van Friese stal naar Hollandse stal stonden de koeien 90 graden gedraaid. De voergoot was beter bereikbaar, hoogteverschillen tussen de standen, voergang en mestgang waren verdwenen en als mestafvoer diende de drijfmestgrup afgedekt met ijzeren roosters. Het werken op de stal werd daardoor een stuk eenvoudiger en vooral veel minder zwaar.
Jongvee huisvesting en opfok
De paarden op de boerderijen werden in een ras tempo vervangen door trekkers. Zo ook op onze boerderij. De oude paardenstal, waar ruimte was voor 3 paarden werd grotendeels omgebouwd tot opvangstal voor de jonge kalveren. In de oude situatie stonden de pasgeboren kalveren de eerste weken aan een touw op de voer/mestgang. In de nieuw situatie kwamen deze eerst 2-3 weken in eenlingboxen en dan in het met stro ingestrooide groepshok er naast. Vooral door de individuele huisvesting in de eerste weken kon veel hygiënischer worden gewerkt, werd het risico op kalverdiarree sterk verminderd en de kalversterfte verder beperkt.
Voor de volgende fase in de jongvee opfok werd ingezet op de bestrijding parasitaire ziekten (4). De opfok van jonge kalveren leverde in een groot deel van het gebied grote moeilijkheden op als gevolg van deze ziekten. Onder de kop ‘PRIMEUR VOOR HELE LAND’ maakte het Nieuwsblad van het Noorden melding van het initiatief deze dierziekten nadrukkelijker te bestrijden (6). Op een jongveekeuring in Peize in september 1967 had bijna al het aangevoerde jongvee naast een bestrijdingsprogramma tegen maagdarmworm een preventieve inenting tegen longworm ondergaan. Daarbij was nauw samengewerkt met de Gezondheidsdienst voor Dieren in Drenthe en plaatselijke dierenartsen, van wie de heer J. Hingstman uit Peize het initiatief had genomen. ‘Hij had met veel enthousiasme de veehouders voorgelicht’.
Hooiventilatie
Onder de hooivakken werd een kanaal aangelegd voor ventilatie van het hooi. Na het inschuren werd dan gedurende enige weken lucht door de hooitas geblazen waarmee het hooi werd nagedroogd om de zo gevreesde hooibroei te voorkomen.
Zelf gebouwde taludmaaier en doorloopmelkwagen
Zoals gebruikelijk gingen veel boerenzoons na de lagere school thuis op de boerderij werken. Uit het eerder aangehaalde onderzoek bleek dat toch nog vrij veel boeren daarna door winter- of avondcursussen hun (agrarische) kennis bijspijkerden. Zo haalde mijn vader op latere leeftijd nog een lasdiploma in een avondcursus aan de LTS in Leek. Dit kwam goed van pas bij het zelf construeren van nieuwe hulpmiddelen als een taludmaaier. Voor de taludmaaier werd een oude maaibalk in een constructie achter de trekker gehangen. Daarmee was het mogelijk over de weide-afrasteringen heen de taluds van de sloten te maaien.
Later werd nog een doorloopmelkwagen in elkaar gezet, waarbij dankbaar gebruik werd gemaakt van de las-ervaring van mijn kameraden Joop en Karst.
Woonhuis en huishouden
Sanitaire voorzieningen Ook op woninggebied waren er veel veranderingen. Bij het begin van de streekverbetering was op 87% van de boerderijen geen douche (4). Dat was ook bij ons het geval; we gingen één keer per week op zaterdagavond in de tobbe. Door de verbouwing van de stal was daar geen ruimte meer voor het toilet. Als kinderen vonden we het maar wat griezelig als we ’s avonds door de schaars verlichte gangen en stallen naar het “hoessie’ helemaal achter in de oude stal moesten. In velletjes gescheurde oude kranten op een spijker deden dienst als toiletpapier.
Dus hoog tijd voor nieuwe sanitaire voorzieningen. Vaak was het een voorwaarde dat bij de verbouwing van de oude stal deze voorzieningen in het woongedeelte werden gemaakt. Zo gebeurde het ook bij ons. Een oude bedstee werd omgebouwd tot gecombineerde douche en WC ruimte. Vanaf dat moment kon er dagelijks worden gedoucht, hetgeen vooral door het vaak zware en stoffige boerenwerk geen overbodige luxe was.
Later volgde nog een verdere verbouwing van het woonhuis. Het oude keukentje en de naastgelegen opslagruimte werden omgebouwd tot een grote, voor die tijd, moderne keuken. Ook de bedstedes in de andere woonkamer werden uitgebroken en vervangen door een kastenwand.
Coöperatieve diepvries in Lieveren
Bij de huishoudelijke voorlichting praatte men over de dingen die voor de hand lagen. Meestal begon het gesprek met de voeding. Die was op het platteland vaak nog erg eenzijdig. Bij de enquête in 1962 bleek dat van de agrarische bevolking 86% aan inmaak deed (4). Hiervan was 15% die kon diepvriezen. Dit vooral in Peize en Lieveren waar toen al een coöperatieve diepvrieskluis was. In Lieveren werd deze in 1960 gerealiseerd. Onder de kop ‘IN RODEN KAN ALLES’ maakte de Volkskrant op 18 maart 1960 melding van het ‘befaamde’ donderdagavondspreekuur van de burgemeester (7). Burgers konden daar terecht met hun vragen of verzoeken.
Zo werd voor de ‘boeren’ van Lieveren een brief getikt met het verzoek om financiering van een coöperatieve diepvrieskluis van dertigduizend gulden. Het bericht eindigde met: ‘Die kluis is er inmiddels gekomen’. Dit gebouwtje stond in het dorpscentrum van Lieveren. De ontwikkelingen gingen echter door en steeds vaker werd een eigen diepvrieskist aangeschaft. Men leerde de voordelen daarvan snel kennen en een segment in een gezamenlijke kluis vond men te klein of de afstand was een bezwaar.
Film over streekverbetering
Tot slot wil ik nog graag wijzen op een film uit 1967 op de website van het Drents Archief over de Streekverbetering Peize. In het begin van deze film ook enkele beelden van Lieveren gemaakt bij de binnenkomst van het dorp vanuit Langelo. Hierin zijn de boerderijen van Hendrik Ananias en Job Alberts, de salonwagen van de familie Luimers, het café van Jan Bathoorn en het plaatsnaambord van Lieveren met daarachter de boerderij van Wiebe de Weerd te herkennen. Daarna opnames op ongeveer dezelfde locatie van het graven van de nieuwe waterlossing, de Veenkamperloop.
Met de link Film Streekverbetering Peize 1967 komt u op de pagina van de website van het Drents Archief, waar de film gestart kan worden. Deze duurt in z’n geheel ongeveer 22 minuten en geeft een illustratie van hoe men toen tegen bepaalde ontwikkelingen aankeek. Het is bijna niet meer voor te stellen dat men toen nog chemische bestrijdingsmiddelen propageerde voor het slootonderhoud!
Bronnen
1. De landbouwkundig achtergebleven gebieden in Nederland, een survey. Rapport no. 274, LEI Afd. Streekonderzoek, juni 1957, 94 p., https://edepot.wur.nl/283532
2. Peize-Bunne – Sociaal-economische schets van de ruilverkavelingsgebieden – Nota No. 159, LEI – Afdeling Streekonderzoek Augustus 1961, 92 p., https://edepot.wur.nl/279111
3. Ingezonden brief – Geachte Redactie.. Nieuwsblad van het Noorden, Groningen, 1961/08/10, p. 9. Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2020, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010678350:mpeg21:p009
4. Streekverbetering Peize 1961-1967. Rijkslandbouwconsulentschap Westelijk Drenthe. Bron: Drents Archief
5. Erwin H. Karel, 2005. De maakbare boer. Streekverbetering als instrument van het Nederlandse landbouwbeleid 1953-1970 (Proefschrift). Historica Agriculturea, 2005, V37: 339 pp. https://ugp.rug.nl/ha/issue/view/417
6. Primeur voor hele land – Peize gezamenlijk ten strijde tegen longworm bij rundvee. Nieuwsblad van het Noorden, Groningen, 1967/09/22, p. 13. Geraadpleegd op Delpher op 27-01-2020, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010869727:mpeg21:p013
7. IN RODEN KAN ALLES. “De Volkskrant”. ‘s-Hertogenbosch, 1960/03/18, p. 9. Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2020, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ABCDDD:010875663:mpeg21:p009