Veldnamen in Lieveren

Inleiding

Wat zijn veldnamen?

Vrijwel dagelijks werd in mijn jeugdjaren bij ons op de boerderij gesproken over de werkzaamheden op de verspreid over het dorp liggende landerijen. Er moesten aardappels worden gepoot op het Lieverse Nijland, bieten op één worden gezet op de Kamp of knollen worden geplukt op de Zielakkers. En de melkkoeien moesten in het weideseizoen wekelijks worden verweid van het Voorveen naar het Zuidbosch of van het Adderbroek naar de Peizerkampen. Met de genoemde veldnamen was het toentertijd voor iedereen in Lieveren duidelijk welke locaties werden bedoeld.

Veldnamen werden in het dagelijkse leven gebruikt voor niet-bewoonde, kleinere onderdelen van een landschap zoals bouw- en groenlanden, woeste gronden, bossen en struikgewas, moerassige plekken enz. 1 Wikipedia geeft een wat minder brede definitie: “Een veldnaam is de toponiem (naam) die een eigenaar aan een bepaald stuk land gaf om het te kunnen onderscheiden”. 2

Historie in veldnamen

Vele veldnamen vertellen iets over de historie van een nederzetting en zijn omgeving. Hoe kwam men tot het gebruik van bepaalde veldnamen? Schönfeld gaf hiervan in 1950 een uitgebreide analyse, waarbij hij een 14-tal naamgevingsmotieven onderscheidde t.w.  benoeming naar 1) het verschil van hoog en laag, 2) de gesteldheid van de bodem: vruchtbaarheid en grondsoort, 3) -de begroeiing,  4) het gebruik dat van de bodem wordt gemaakt, 5) de dieren die er voorkwamen, 6) de dieren die men er liet grazen, 7) de grootte, 8) de vorm, 9) de ligging, 10) afsluiting, omheining, grensteken, 11) het water waaraan het land ligt; naar plassen, meertjes die op het land aanwezig waren of waaruit het land ontstaan was; naar leemkuilen, veenputten, drinkplaatsen voor het vee enz., 12) een weg over of langs het land; een dam of dijk; een brug of sluis, 13) een – al of niet verdwenen bouwwerk (molen, huis of hut, bedrijf, verdedigingswerk), begraafplaats enz. en 14) bezitter of gebruiker. 3

In het verzamelen en publiceren van veldnamen in Drenthe hebben het Nedersaksisch Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen (Dr. R.A. Ebeling) en verder de personen A.W. Edelman-Vlam, J. Naarding, G. Smit en J. Wieringa een belangrijke rol gespeeld. In de laatste decennia zette met name Theo Spek vele ontwikkelingen op dit gebied in gang. In 2004 promoveerde hij in Wageningen op het proefschrift “Het Drentse esdorpenlandschap – Een historisch-geografische studie”. 4 Sinds 2010 is hij hoogleraar Landschapsgeschiedenis aan de Faculteit der Letteren en hoofd van het Kenniscentrum Landschap van de Rijksuniversiteit Groningen.  

De uitvoering van het onderzoek

Voor Lieveren is weinig vastgelegd over de aldaar gebruikte veldnamen. In het Drents Archief is alleen een op een houten plankje geplakt kaartje met daarop door Wieringa met potlood geschreven veldnamen beschikbaar (afbeelding 1).

Afbeelding 1. Het kaartje van Lieveren geplakt op een houten plankje met daarop door Wieringa met potlood geschreven veldnamen.

Vanwege het belang voor de historie van het dorp was dat  voor mij reden om een poging te wagen de veldnamen van Lieveren zo goed mogelijk in kaart te brengen en daar waar mogelijk de betekenis en de achtergronden daarvan te achterhalen.

Bronnen van de veldnamen

Het onderzoek naar de veldnamen die gebruikt werden richtte zich voornamelijk op de periode na 1800. In totaal werden meer dan 100 bronnen geraadpleegd. De belangrijkste waren aktes die betrekking hadden op onroerend goed in Lieveren (afbeelding 2). Dit waren notariële aktes over verkopingen, ruilingen en scheidingen van onroerende goederen uit de periode van 1811 (notaris J. Tonckens, Westervelde) tot 1926 (Notaris mr. W. de Baat, Roden). Ook de aktes uit 1841, 1871 en 1897, die de verdeling van de Lieversche Markegronden beschreven, maakten hier deel van uit. Al deze documenten waren digitaal beschikbaar bij het Drents Archief. Notariële aktes in het Drents Archief vanaf 1926 waren op dat moment (februari 2023) nog niet digitaal beschikbaar. Hierop rustte een beperking van de openbaarheid tot 2030.

Afbeelding 2. Fragmenten van geraadpleegde bronnen uit resp. 1819 en 1933.

In enkele gevallen kon voor dit doel bruikbare informatie worden verkregen uit Memories van Successie uit de periode 1806-1927, opgemaakt bij het overlijden van eigenaren van onroerend goed in Lieveren. Als digitale bron werden tenslotte nog een 10-tal krantenadvertenties uit de periode 1922-1938 met aankondigingen van onroerend goed verkopingen gebruikt (afbeelding 2).

De digitaal beschikbare informatie over onroerend goed transacties kon worden aangevuld met die uit originele notariële en soms ook onderhandse aktes. Deze kwamen uit het eigen familie archief of waren beschikbaar gesteld door Luink Venema van de Historische Vereniging Roon. Ook deze informatie had deels betrekking op transacties vanaf 1926.

Het onderzochte gebied en de gebruikte indeling

Lieveren en de daartoe behorende landerijen vielen sinds de invoering van het kadaster in 1832 onder sectie F van de gemeente Roden. Dit omvatte het gebied zoals gearceerd in het rechter kaartje van afbeelding 3.

Afbeelding 3. Het kadastrale onderzoekgebied.

De veldnamen van een aantal grotere gebieden in Lieveren (kadastrale sectie F, gemeente Roden) vermeld in het linker plaatje van afbeelding 3 werden gebruikt voor het ordenen en op kaartjes weergeven van de gevonden veldnamen. Bij de keuze van de grootte van gebieden werd rekening gehouden met het aantal veldnamen dat er werd aangetroffen. In het vervolg zullen op kaart A de veldnamen worden gegeven voor het gebied bestaande uit Noordbosch, Noordsche Veld en Voorste Veen, kaart B voor het gebied Noordesch en het dorp Lieveren, kaart C voor Bollenbroek en Zuidesch, kaart D voor Zuidbosch, Hullig, Zuursche Veld, Veenkampen en Nijlandsche Veld en kaart E voor het Lieversche Nijland (afbeelding 4). Als basis voor de kaartjes werden de legger- of kadastrale kaarten van het kadaster uit de periode 1880-1900 gebruikt (Drents Archief, Assen. Toegang 0179 Instanties belast met de schattingen voor de grondbelasting).

Afbeelding 4. Benamingen en locaties van de kaartgebieden A t/m E.

Onderscheid in weergave veldnamen

Niet alle veldnamen, die werden aangetroffen, waren van gelijk gewicht. Zo was er een duidelijk verschil in de frequentie waarin bepaalde veldnamen in de bronnen voorkwamen. Ook de grootte van het gebied waarvoor de zelfde veldnaam werd gebruikt varieerde; soms had deze betrekking op slechts één klein perceel en in andere gevallen zoals bij de genoemde subsecties betrof het grotere complexen samengesteld uit vele aan elkaar grenzende percelen.

Om deze verschillen ook in het vervolg enigszins duidelijk te maken is onderscheid aangebracht in de weergave op de kaartjes en/of in de schrijfwijze in de tekst.

  • Veldnamen van de genoemde subsecties zijn zowel op de kaartjes als in de tekst in HOOFDLETTERS weergegeven;
  • Veldnamen die betrekking hebben op meerdere op elkaar aansluitende percelen zijn in de tekst ‘vet’ weergeven. In de weergave op de kaartjes overlapt de geschreven tekst van deze veldnamen zo goed mogelijk de betreffende percelen;
  • Voor veldnamen die slechts gelden voor één perceel is in de tekst de normale platte tekst gebruikt. Op de kaartjes zijn deze veldnamen waar mogelijk binnen de kaders van het betreffende perceel geplaatst. Bij kleine perceeltjes waar dit niet mogelijk is, wordt de veldnaam voorafgegaan door *. Deze positie van * geeft aan voor welk perceel de betreffende veldnaam geldt;
  • Veldnamen die slechts één keer voorkomen, worden per kaartje voorafgaand door een volgnummer en in de tekst cursief weergegeven, bijvoorbeeld 1 Roegbolkamp. Op de kaartjes wordt alleen door het eraan voorafgaande nummer de locatie aangegeven, zoals bij Roegbolkamp met ①. Wel staat op ieder kaartje een lijstje met de bij de nummers behorende veldnamen.
  • Voor de zelfde percelen of blokken van percelen werden soms meerdere enigszins van elkaar afwijkende schrijfwijzen gebruikt. Als veldnaam werd dan de meest voor de hand liggende schrijfwijze gekozen. In de teksten werden de overige schrijfwijzen wel tussen haakjes achter de gekozen veldnaam vermeld.

De veldnamen en hun betekenis

NOORDBOSCH, NOORDSCHE VELD en VOORSTE VEEN

Afbeelding 5. Veldnamen in kaartgebied A: NOORDBOSCH, NOORDSCHE VELD en VOORSTE VEEN

Home

NOORDBOSCH

Dit was een omvangrijk bos, dat oorspronkelijk het gehele gebied omvatte tussen de weg Lieveren-Roden in het westen, het Noordsche Veld in het oosten, de hooi- weilanden langs het Lieversche diep in het noorden en de dorpskern van Lieveren in het zuiden. Het bos was eigendom van de Marke van Lieveren en had twee ‘soorten’ gebruiksgerechtigden, 1) voor de houtproductie en 2) voor de beweiding. In 1871 werd dit gesplitst, waarbij het deel waarop het gebruiksrecht voor de beweiding was gevestigd onder de gerechtigden werd verdeeld, dit betrof ongeveer een kwart van het oppervlak. Het overblijvende deel, dat verder ging als de Marke van het Lieversche Bosch werd in 1897 verdeeld onder de daarvoor gerechtigden.

Boschstukken – Percelen, voornamelijk gebruikt als grasland, die oorspronkelijk deel uitmaakten van het Noordbosch. Ten tijde van de afsplitsing van de Marke van het Lieversche Bosch en de daaraan gekoppelde verdeling ontgonnen (1871).

De Hor (in de Hor, in de Horre, op de Hor) – Maakte oorspronkelijk ook deel uit van het grote Noordbosch in de Marke. Het lag aan de oostkant van het dorp. Hor (of hore) is een synoniem van slijk. 3 Bij Lieveren komt op veel plaatsen keileem voor in de ondergrond. In de Hor ligt dit keileem vrijwel aan het oppervlak waardoor de ondergrond daar nat, glad en glibberig was. Evenals het Noordbosch, in 1897 verdeeld onder de gerechtigden in de Marke van het Lieversche Bosch.

Noordmaat (Noordsche Maat) – Maat werd gebruikt voor grasland dat, oorspronkelijk als hooiland in gebruik was. Het liep ’s winters geregeld onder water, waardoor het wel vruchtbaarder werd. 5,6. Noord staat voor noordelijk gelegen.

Kolkmaat – Maat: zie Noordmaat. In Noord-Drenthe was een kolk een meander in het diep (hier het Lieversche Diep).

Nijmaat (Nijemaat, Nieuwe Maat, Lieversche Maat) – Maat: zie Noordmaat. Nij staat voor nieuw ontgonnen (relatief in de tijd).

Broek (Broekstuk, Broekje, Wolters Broek) – Laag gelegen grasland. Oorspronkelijk vochtig, drassig, moerasachtig land, begroeid met wat struikgewas langs de oever van een beekje. 6

Brugstukken – Grasland langs het Lieversche diep nabij de brug in de weg Lieveren-Roden. ‘Stukken’ werd vaak gebruikt voor gronden die ooit van het gemeenschappelijke eigendom, de Marke, waren afgescheiden. 7a

NOORDSCHE VELD

‘Veld’ betekende oorspronkelijk heide gebied en ‘Noordsche’ wijst op de ligging ten noorden (en oosten) van Lieveren. Het werd in 1841 verdeeld onder de gerechtigden in de Marke van de Lieversche Koeweiden. Verspreid over het gehele Noordsche Veld werden percelen ‘Veldstuk’ of ‘Veldkamp genoemd’, soms ook met toevoegingen als ‘voorste’, ‘achterste’ of ‘middelste’.  

Hoekkamp (Hoekstuk) – Kamp werd vaak gebruikt als de uit het heideveld ontgonnen percelen door houtwallen omgeven waren. 6 Hoek betekende dat het perceel in een hoek lag. In dit geval een knik in de ervoor gelegen zandweg met de huidige naam Achter ’t Bos.

Peizerkampen – Kampen: Zie Hoekkamp. ‘Peizer’ gaf aan dat de percelen ten noordwesten van de weg Lieveren-Peize in het Noordsche Veld gelegen waren.

1 Roegbolkamp – Kamp: Zie Hoekkamp. Roegbol (of holpijp) is Nederlandse naam voor plant die behoort tot de paardenstaartenfamilie.

VOORSTE VEEN (Voorveen)

Bij de 1e verdeling van de Lieversche koeweiden in 1841 werd dit veengebied Voorste Veen genoemd vanwege de ligging t.o.v. het dorp Lieveren in vergelijking met het andere daarbij betrokken veengebied, het Achterste Veen.

NOORDESCH en het dorp LIEVEREN

Afbeelding 6. Veldnamen in kaartgebied B: NOORDESCH en het dorp LIEVEREN.
NOORDESCH

Een es was een aaneengesloten complex bouwland, met oorspronkelijk een verkaveling van tot grotere blokken gegroepeerde smalle, strookvormige percelen land, elk van een andere gebruiker/bezitter. 8 De grenzen tussen de individuele percelen waren alleen maar aangegeven door een dieper geploegde voor en/of door stenen op de hoeken. De Noordesch was omsloten door de bossen Noordbosch en Bollenbroeksbosch en door het Lieversche diep. Aan de zuidoost kant lag het dorp. Het typische van de Noordesch was dat de bouwlandblokken relatief korte percelen hadden en dat de oriëntatie van de percelen tussen de blokken varieerde tussen west-oost en noord-zuid.

Spek heeft, gebaseerd op een aantal kenmerken, de es-verkavelingen in Drenthe in  categorieën ingedeeld. 4 De Noordesch van Lieveren bleek daarbij tot de oudste es-verkavelingen te behoren, daterend uit de 6e-8e eeuw (Vroege Middeleeuwen).

De bouwlandblokken van de Noordesch

Noordsche Akkers – Aaneengesloten bouwlandpercelen (blok) op het noordelijke deel van de Noordesch.

Steilwand (Steilwandsbosch, Steilwandsakker, Stijlwand) – Aaneengesloten blok percelen, zowel bos als bouwland, waarin enige helling vanaf het Noordbosch naar het diep zichtbaar was. Steilwand is een geologische term duidend op een hoogteverschil of helling.

Geerakkers (Gaarakker, Goorakker) – Aaneengesloten blok bouwlandpercelen die allemaal in dezelfde richting spits toeliepen, of te wel geren. 3

Mideschakkers (Midesakker) – Aaneengesloten blok bouwlandpercelen midden op de es.

Poelakkers – Aaneengesloten blok bouwlandpercelen op oorspronkelijk enigszins moerassig, laag waterig land, een poel. 3

Padakkers – Bouwlandpercelen in een blok, waarlangs of waarover een pad liep.

Beddekolk (Bedkolk, Betkolk, Beddekolkakker)- Aaneengesloten blok bouwlandpercelen waarbij het aannemelijk is dat kolk slaat op de nabijgelegen grote meander in het Lieversche diep. De betekenis van ‘bedde’ in deze veldnaam blijft voor mij een vraagteken. Is het een verschrijving/verbastering van ‘bij de’ of verwijst het naar de omvang van de akkertjes in dit bok, die lijken op bedden zoals in een tuin of heeft het te maken met de bedding van het diep of ??

Wenakkers – Enkele aaneengesloten bouwlandpercelen (blok) gebruikt bij het keren van de ploeg (‘wenden’) aan het einde van een akker. 9 Opvallend was wel dat deze akkers deels aan de oostkant en deels aan de zuidkant van het Beddekolk blok lagen.

Hutakkers – Aaneengesloten blok bouwland percelen, waarbij ‘hut’ verwijst naar een bouwsel, dat er vermoedelijk gestaan heeft. 3

Bollenbroekakkers (Bollebroekakker, Bolbroekakker)Aaneengesloten blok bouwlandpercelen op de Noordesch in het zuiden grenzend aan het Bollenbroek (wordt hierna nog toegelicht).

Kleinere complexen van één of enkele aaneengesloten percelen op de Noordesch

Zeshoesbosch (Zeshuis) – Bosperceel in het noordelijke deel van de Noordesch. De betekenis van Zeshoes of -huis is niet geheel duidelijk. Het zou te maken kunnen hebben met de oorspronkelijke vorm van het perceel, waarin zes hoekpunten te bespeuren zijn. Zeshoes zou dan ‘Zeshoeks’ moeten zijn?

Eiten stukje – Stukje hooi-/weiland, waarbij ‘Eiten’ zeer waarschijnlijk was afgeleid van de voornaam van een persoon uit de familie Polling.

Gaarzwat – Als twee zijden van een stuk land niet parallel liepen ontstond een gaar of geer. Zwat of zwad is een afgemaaide strook. 3

Noordsche Hoek (Noordsche Hoorn, Noordhoekje, Noorsche Hoekien, Noorse Hoek) – Aaneengesloten graslandpercelen gelegen in de noordhoek van de es. Hoek en Hoorn zijn elkaars synoniemen. 3

De Toren (De Toorn) – Graslandperceel met een rechthoekige vorm en een uitstekend gedeelte waardoor gelijkenis met toren.

Munks (Munts)Munks wijst op bemoeienis van monniken bij de ontginning van dit stukje groenland. 9 Hetzelfde geldt voor Munts, dat Fries is voor monnik.

Het Zeijer (Zeijes, Zaaier) – Enkele aaneengesloten perceeltjes tussen de akkers van de Noordesch en het Lieversche diep. Soms ook enkele als bouwland in gebruik. Spek stelde vast dat op meerdere plaatsen in Drenthe op de overgang van de es naar een stroomdal soms enkele hooilandperceeltjes als bouwland werden gebruikt en dan wel met name voor het verbouwen van haver. 4 Waarschijnlijk betekent de veldnaam ‘Zeijer’ dan ‘zij-es’ of ‘naast de es’?  

Het Groote Stuk (Grootstuk) – Naam van een perceel hooi- weiland, dat opvalt omdat het duidelijk groter is dan de naast liggende percelen.

De Loet (De Loets) – Enkele aaneengesloten grasland percelen. Loet staat voor laaggelegen, slecht land. 3 De 3 percelen, die de Loet vormen, omsluiten de meest opvallende en grootste kolk achter de Noordesch. In 1910 kocht bakker Korts uit Roden deze percelen waardoor deze kolk in de loop van de vorige eeuw ‘Korts Kolkie’ werd genoemd. Dit was de kolk die door de jeugd van Lieveren ’s zomers als zwembad werd gebruikt.

Klaverakkers – Twee naast elkaar gelegen akkers waar klaver werd verbouwd.

Zeszwaden – Zeszwaden zegt iets over de grootte van het graslandperceel. Een zwade of zwad is de breedte van het gewas (hier gras) dat met één slag van de zeis wordt neergelegd. 3 In Lieveren kwam ik de veldnamen Vierzwaden (2x), Zeszwaden en Zevenzwaden tegen, waarbij in algemene zin gesproken een perceel groter zal zijn naarmate het aantal zwaden toeneemt.

Bente Pol (Benpol) – Enkele aaneengesloten graslandpercelen waarin Bentgras (Pijpenstrootje) voorkwam. Deze soort was vooral te vinden in schrale graslanden, zoals blauwgraslanden in bermen, langs slootkanten en waterlopen. 10

Walakker – Al vanaf de middeleeuwen legde men houtwallen aan rond essen en bouwlandkampen. Zo werd wild buitengesloten en vee binnen worden gehouden wanneer het na de oogst in de stoppel van de akker mocht foerageren. 4 Zoals eerder vermeld, was de Noordesch bijna geheel omsloten door bossen en het Lieversche diep. Alleen aan de zuidoost kant lag het dorp Lieveren. Het lijkt erop dat daar akkers (deels?) omwald waren om de es ook af te sluiten van het dorp.

Veldnamen op de Noordesch, die slechts één keer voorkwamen

1, 3 en 14 Padakker – Bouwlandperceel waarlangs of waarover een pad liep.

2 Rozijnakker –  Rozijn is een gedroogde druif. Betekenis voor deze akker??

4 Annijs stukje– Stukje hooi- weiland eigendom van de familie Ananias. Annijs (Annais) was de schrijfwijze waarop de familienaam Ananias in het Noord-Drents werd uitgesproken.  

5 Kwaadsakker (Kwaadskamp) – Bouwlandperceel, waarbij ‘kwaad’ wees op slecht land of op veel onkruid. 3

6 KleiakkerBouwlandperceel waar wellicht enig keileem dicht aan het oppervlak ligt of was het een vruchtbare akker?

7 Kort Bree – Dit was de benaming van een bouwlandakker waarvan de vorm afwijkt van omliggende akkers; hier kort in plaats van lang en breed in plaats van smal. 3

8 De Vierzwaden – zie uitleg bij Zeszwaden.       

9 Jan Willemsakker – Dit bouwlandperceel was in 1832 eigendom van Willem Ananias. Deze kreeg in 1819 een zoon ‘Jan’.  Deze was waarschijnlijk de basis voor de veldnaam Jan Willemsakker.

10 en 13 Wegakker –Bouwlandperceel waarlangs of waarover een weg (pad) liep.

11 Zevenzwaden – zie uitleg bij Zeszwaden.

12 Laek –  Een aanduiding van moerassig land is laak. 3 Dit komt overeen met de betekenis De Loet, waarvan dit graslandperceel een onderdeel is.

Het dorp LIEVEREN
Afbeelding 7. Plattegrond van het dorp Lieveren in 1832 (11)

Brink – Dorpsplein, oorspronkelijk rand, weide. 5 In 1832 hadden de gronden in de dorpskern van Lieveren, met uitzondering van de huizen en hun erven één kadastraal nummer, F 346 Gemeente Roden. Het perceel was ruim 1 ha groot en in eigendom van de Markegenoten met de omschrijving ‘brink als weiland’. 11 Het grootste deel van dit oppervlak (gearceerd) lag langs de noordkant van het dorp tegen het Noordbosch (Afbeelding 7).

De Hopkamp (De Hoppekamp) – Zoals eerder verklaard wijst kamp op een omheind stuk land. In dit geval werd daarop hop verbouwd. 3 In zijn proefschift ging Bieleman uitgebreid in op de verbouw van hop in de kop van Drenthe ten behoeve van bierbrouwersbedrijven in de stad Groningen. 12 Vooral in Peize zijn vele verwijzingen naar deze hopteelt te vinden, o.a. in het vroegere gemeentewapen en in namen van verenigingen en straten. Maar ook in Lieveren werd hop verbouwd en twee veldnamen leverden daarvoor het bewijs. De eerste, de Hoppekamp, kwam uit een akte van publieke veiling t.b.v. de erven van wijlen Mevr. Gesina Oldenhuis, weduwe Ellents, uit 1819. En later de tweede uit 1829, dan ‘Hopkamp’ genoemd in de Memorie van Successie na het overlijden van Roelf Jan Wiering. Zo goed als zeker waren dit naast elkaar liggende percelen, die later kadastraal bekend stonden als de nummers 342 en 343 in Sectie F (Lieveren) van de gemeente Roden (Afbeelding 7).

De Kamp (Achterkamp, Voorste Kamp, Middenste Kamp, op Pollingskamp, Westelijke Kampakker en Oostelijke Kampakker) – Aaneengesloten blok bouwlandpercelen dat oorspronkelijk door bos (de Hor) of met hout begroeide wal werd omzoomd en dat niet meer tot het gemeenschappelijk grondbezit behoorde. 3

Schoolbrink – Was oorspronkelijk onderdeel van de hiervoor genoemde Brink en dus eigendom van de Marke. Bij de verdeling van Markegronden (Koeweiden) van 1871 werd ook de Brink in kleinere perceeltje opgedeeld en onder de Markegenoten verdeeld. Eén van de uitzonderingen daarop was het perceeltje waarop de school stond, de Schoolbrink. Dit bleef gemeenschappelijk eigendom van de Markegenoten (afbeelding 7).

’t Laantje – Weggetje dat aan de zuidzijde toegang gaf tot de bouwlandpercelen op De Kamp. In 1832 was het nog eigendom van de Markegenoten en had het als omschrijving ‘weg als bouwland’. 11 Na de verdeling van de Markegronden verdween het en werd het perceel omgezet in bos en een afwateringssloot. Als toegang tot de Kamp werd aan de noordzijde langs De Hor een zandweggetje vanaf de weg Lieveren-Peize aangelegd.

De Palders (De Pallert, Pallerd, Paldert, Palderseweg) – In het gebied met deze veldnaam kwamen zowel bos-, bouwland- en grasland perceeltjes voor. Waarschijnlijk duidt de naam op een enigszins lager gelegen gebied. Voor ‘Pallert’, een gehucht bij Vlagtwedde geeft men als betekenis: poel, moerassige laagte. 13

De Woerd (de Waard) Dit is zeer waarschijnlijk de veldnaam voor het oudste cultuurland bij een nederzetting vaak tussen de es en de dorpskern. In de omliggende dorpen Donderen, Een, Norg en Peize komen veldnamen als Woert en Woort eveneens voor. 14 Woerden waren ontstaan uit een ontginningsblok van 1-2 ha met sterk afgeronde hoeken. Het perceel in Lieveren met de veldnaam De Woerd was kleiner, althans in 1831. Wellicht was het eerder groter en is het deels opgegaan in de Goorn (Zuidesch). De vermoedelijke ouderdom is volgens Spek 9e-12e eeuw, soms laatmiddeleeuws. 4

Veldnamen in en rond Lieveren, die slechts één keer voorkwamen

15 Appelhof– Boomgaard met fruitbomen.

16 Het lege Hofje en 17 Lagehof – ‘Lege’ is dialect voor laag gelegen. Over ‘t algemeen verstaat men onder ‘hof’ de groentetuin bij een boerderij of het open akkerland dat direct aan de boerderij grenst. Dat laatste is hier het geval. Bij verkopingen komt vaak de term hof voor als het een boerderij betreft in ‘behuizing met hof’.

Home

BOLLENBROEK en ZUIDESCH

Afbeelding 8. Veldnamen in het kaartgebied C: BOLLENBROEK en ZUIDESCH
BOLLENBROEK

Broek is de oorspronkelijk naam voor laag moerasbos. 5 Dit gold aanvankelijk voor het deel van het Bollenbroek langs het Lieversche Diep en een daarop aansluitend laaggelegen strook op de grens met de Noordesch. Uit overlevering binnen oude Lieverse families is bekend dat in vroegere tijden in dit moerassige gebied vee werd begraven. Dit zou de link kunnen zijn naar de veldnaam Bollenbroek, waarin ‘bollen’ staat voor het Drentse woord voor stieren??

Bolbroeksbosch – Het grootste deel van het Bollenbroek werd ingenomen het Bolbroeksbosch dat grensde aan de Zuidesch. Hiervan werd in 1832 aangegeven dat het voornamelijk uit opgaand eikenbos bestond. 11

Broekdeel – Zoals juist gesteld, waren de percelen langs het Lieversche diep in gebruik als hooiland met ‘broek’ in de betekenis van laaggelegen, moerassige weide. 5

Veldnaam in BOLLENBROEK, die slechts één keer voorkwam

1 Bolmat  – De hiervoor genoemde strook, die tegen de Noordesch aan lag, had als veldnaam ‘Bolmat’. Deze naam kwam ik alleen tegen in een akte uit 1913 met de vermelding dat het als hooiland in gebruik was. Mat in ‘Bolmat’ staat voor maat of made en betekent maailand. Dat is hooiland dat ’s winters geregeld onder water liep. 5 Volgens Mulder kwamen bij veldnamen veel samenstellingen voor waarin werd verwezen naar de dieren die er werden gehouden, zoals bijvoorbeeld stieren of in het Drents ‘bollen’. 9 In dit geval zou het dus kunnen zijn dat deze dieren er niet werden gehouden maar er werden begraven, zoals eerder gesteld.  Dit perceel behoorde bij de Markeverdeling van 1871 tot de onder de Markegenoten te verdelen percelen. Maar merkwaardig genoeg gebeurde dat niet; het perceel bleef gemeenschappelijk eigendom van de Lieversche boeren. Wilde geen van allen dit ‘veekerkhof’ toebedeeld krijgen?

ZUIDESCH

Ook de Zuidesch was voor een belangrijk deel omgeven door bos, het Zuidbosch en Bollenbroeksbosch met verder langs de westkant weer het Lieversche diep. Het dorp Lieveren sloot de noordoostkant af. Op de Zuidesch werden evenals op de Noordesch verschillende blokken onderscheiden. Een duidelijk verschil was dat op de Zuidesch de oriëntatie van de percelen vrijwel overal noordoost – zuidwest was.

De Goorn (In de Go(o)ren, Goorntje, Goornakker, Goornstuk) – Overal in Drenthe kende men in en om de dorpen de goorns. 3 De Goorn was vroeger een kleine omheinde ruimte met relatief kleine perceeltjes tuingrond. Ze lagen dicht tegen de dorpen aan. De boeren verbouwden er groenten voor eigen gebruik. De veldnaam Goorn(s) is afgeleid van het Middelnederlandse ‘gaerde’. 4 In Lieveren lag de Goorn aan de zuidrand van het dorp en was het min of meer het begin van de Zuidesch. De perceeltjes waren dus vermoedelijk omheind, waardoor de es (hier de Zuidesch) werd afgesloten van het dorp. De perceeltjes verschilden nogal in grootte. Dit zien we binnen het goorn complex nog terug in de benamingen voor afzonderlijk veldjes als Goorntje vs. Goornakker of Goornstuk.

De bouwlandblokken van de Zuidesch

Heiakkers (Heideakkers)Aaneengesloten blok bouwlandpercelen, ontgonnen uit veld (heide).

Broekvoordenakkers (Broekvorenakker, Broekvorenstukken) – Het blok ‘Broekvoordenakkers’ bestaat uit bouwlandpercelen. Volgens Wieringa duidt ‘broek’ op laag gelegen grasland, oorspronkelijk begroeid met wat struikgewas langs de oever van een beekje, hier het Lieversche Diep. 5 ‘Voorde’ wijst op een doorwaadbare plaats of een constructie waar het water gedeeltelijk overheen stroomt. 15

Stoepdamakkers (Stobakker, Stobdamakker) – Hiermee wordt vrijwel hetzelfde blok bouwlandpercelen bedoeld als bij de Broekvoordenakkers. Stoep heeft volgens Het Woordenboek van de Drentse dialecten o.a. als betekenis: bruggetje van plaggen voor voetgangers en vee over een sloot. 16 Naarding voegt daaraan toe dat de terreinnaam Spekstoep bij Gieten vermoedelijk vroeger de betekenis had van een brug van palen (spek), bedekt met rijs en zoden, met er onder een stuwtje, een stoep. 7b

Afbeelding 9. Veldnamen op de Zuidesch met daarin ‘stoepdam’, ‘voorde’, ‘ziel’ of ‘vonder’ lagen steeds in de nabijheid van een beek overgang (of doorgang).

Venakkers (De Venne, in de Ven)In de Middeleeuwen stond venne onder andere voor moerassige heide. 17 De Venakkers omvatten een aantal aaneengesloten bouwlandpercelen en vormden dus ook een blok.

Kolkakkers (Kolfakkers) – Een blok bouwland percelen, waarbij ‘Kolk’ weer verwijst naar de bocht in het aan de zuidwestzijde van dit blok gelegen Lieversche diep. Merkwaardig is dat dit blok na 1860 steeds ‘Kolfakkers’ werd genoemd. ‘Kolf’ werd wellicht gebruikt vanwege de bloeiwijzen van de granen, die er verbouwd werden, alhoewel dit eigenlijk aren (rogge) of pluimen (haver) waren. Alleen bij maïs werd van kolven gesproken, maar dit werd pas als voedersilage voor het vee rond de 70-er jaren van de vorige eeuw in het noorden van Nederland geïntroduceerd. Een andere mogelijke bron is wellicht de grote lisdodde, een plant die langs rivieroevers (Lieversche diep) groeit, waarbij de op sigaren lijkende bloeiwijze ook wel kolf werd genoemd?

Blokakkers – Hierin is het feit dat bouwlandpercelen op de es soms in blokken liggen overgegaan in de veldnaam. 3

Doornakkers – Met ‘’Doornakkers’’ wordt bedoeld: een blok bouwlandpercelen omzoomd door een doornenhaag. De heg moest het gewas tegen het wild beschermen. 3 Deze veldnaam was al in 1828 bekend. Alhoewel er in de 19e eeuw een familie Doorn in Lieveren woonde, is het niet waarschijnlijk dat deze veldnaam daarvan was afgeleid. Zij bezaten toen geen bouwland op de Zuidesch.

Zielakkers (Zielhekakker, Zijlhek, Zijlakker, Sielhekakker) – Het blok ‘Zielakkers’ bestaat uit een aantal aan elkaar grenzende bouwland percelen.  In het boek “Van Amen tot Nooitgedacht” stelt men dat “De Ziel”, in het Drents uitgesproken als Ziele(gie) de betekenis heeft van een houten brug of duiker, soms met een stuwtje. 18

Kleinere complexen van één of enkele aaneengesloten percelen op de Zuidesch

Nijstukken – Op de grens van de Zuidesch en het Zuidbosch uit het bos nieuw ontgonnen percelen bouw- en grasland. 6 Hooilanden, die van markegronden waren afgescheiden, werden vaak stukken genoemd. 7a

Het Slompgat  (Slampgat) – Slomp heeft als betekenis ‘land dat vaak onderloopt’. 3 Gat zal waarschijnlijk zoveel betekenen als ‘laagte’.

Heinstukken – Voor ‘stukken’ zie hiervoor bij Nijstukken. Een vraag is of ‘Hein’ was afgeleid van heide (evenals de nabijgelegen Heiakkers) of van heining in de betekenis van afscheiding/grens in de vorm van een sloot of wal?

De Watertap – Deze veldnaam kwam in 1819 en 1899 in de geraadpleegde bronnen voor. Had deze akker een waterput voor het drenken van het vee dat na de oogst op de akkers mocht foerageren?

Bloemakker (Bloemvenakker) – Perceel bouwland waarbij het voorkomen van bloemen opviel.

De Toornakker (De Toorn, Torenakker)  – Perceel bouwland waarbij de vorm, spits toelopend, gelijkenis vertoont met een toren. Schönfeld wijst echter op de mogelijkheid dat een medeklinker, aan het begin of aan het eind van een woord onder bepaalde invloeden een verandering kan ondergaan. 3 De ‘t’ in toorn zou oorspronkelijk een ‘d’ hebben kunnen zijn, waardoor met Toornakker eigenlijk Doornakker werd bedoeld. Zoals ook het ernaast gelegen blok werd genoemd.

Doornmaatje – Tussen de Doornakkers en het slingerende Lieversche diep gelegen strookje hooiland.

Het Wilde Zwijn (Het  Wilde Zwien, Wildezwijnsbosch) – Dit bestond uit meerdere aansluitende percelen, voornamelijk begroeid met hakbos. De naam zal zijn afgeleid van de wilde zwijnen, die er voorkwamen.

Hoedekast – Dit was een veldnaam, die al in 1819 voor een stukje bos, dat deel uitmaakte van ‘Het Wilde Zwijn’, werd gebruikt. Wieringa beschreef dat de veldnaam Hoedekast op meer plaatsen in Noord-Drenthe (Zeijen en Peize) en het daarop aansluitende gebied van Groningen (Glimmen, Onnen en Lettelbert) voorkwam. Lieveren werd daarbij overigens niet genoemd. 19 Het gemeenschappelijke was dat in alle gevallen, ook in Lieveren, sprake was van een driehoekige vorm. Uit nader onderzoek bleek dat ‘Hoedekast’ was ontstaan uit ‘Hoedekas’. Dit is een driekantige foedraal waarin een steek werd bewaard. De driekantige steek is een hoed die populair was in de 18e eeuw en tegenwoordig o.a. op Prinsjesdag nog gedragen wordt door de koetsier van de koninklijke koets.

Zielhek (Het Zijlhek, Zielheksbosch, Lieversche Esch Hek) – Bosperceeltjes grenzend aan de Zielakkers. Hek verwees naar een hek, dat op die locatie de weg afsloot en tot doel had het vee buiten de es te houden. Later zullen we nog het Nijlander Hek tegen komen. Volgens Hijszeler werden deze hekken rond 1940 bij Lieveren nog aangetroffen. 20 Zowel het Zielhek als het Nijlander Hek werden bij de 1e Markeverdeling in 1841 gebruikt als oriëntatiepunten bij het vaststellen van de tracés voor nieuw aan te leggen wegen en waterlossingen.

Veldnamen op de ZUIDESCH, die slechts één keer voorkwamen

2 De Vier Zwaden – zie uitleg bij Zeszwaden.

3 Kneutelboom -Kneut is een dialectwoord en betekent knotwilg – dus waarschijnlijk stond nabij dit perceel een knotwilg?

4 Wegakker – Bouwlandperceel waarlangs of waarover een weg/pad liep.

5 Appelboom – Perceel bouwland inclusief ten oosten daarvan stukje hakbos. Wellicht stond daarin een (wilde?) appelboom?

6 Halfsmud bij het Vonder– Mud in ‘Halfsmud’ was een oude landmaat die samenhing met de hoeveelheid zaad die voor de bebouwing van een bepaald stuk land nodig was. 3 ‘Bij het Vonder’ gaf aan dat het perceel in de nabijheid lag van een bruggetje over het Lieverse diep (zie afbeelding).

7 Zielmaatje – Dit ‘maatje’ was een stukje madeland nabij het hiervoor genoemde bruggetje, ’t Vonder. Voor betekenis ‘Ziel’ zie ‘Zielakkers’

8 De Kolk – Dit was een verwijzing naar de bocht (meander) in het aangrenzende Lieversche diep.

Home

ZUIDBOSCH, HULLIG, ZUURSCHE VELD, VEENKAMPEN, VLASVEEN, NIJLANDSCHE VELD

Afbeelding 10. Veldnamen in kaartgebied D: ZUIDBOSCH, HULLIG, ZUURSCHE VELD, VEENKAMPEN, VLASVEEN en NIJLANDSCHE VELD.
ZUIDBOSCH

Dit was een groot bosgebied met opgaand bos (eiken) afgewisseld met wat heideveld en aan de randen langs het Lieversche en Oostervoortsche diep hooi- en weilanden. Deze gronden waren in 1831, met uitzondering van ruim 1 ha hooiland ten oosten van de brug over het Oostervoortsche diep, het Langelosche Vonder in de weg Lieveren-Langelo, eigendom van de Marke van Lieveren. Na de verdeling van de markegronden in 1841, 1871 en 1897 was het gebied nog steeds voor een belangrijk deel met bos- en heide bedekt. Een klein deel was ontgonnen en omgezet in bouw- en groenland. In de 20e eeuw werden deze bosontginningen voortgezet en bleef er steeds minder bos over.

Voorste, Middelste en Achterste Zuidbosch – Veldnamen die doen herinneren aan het eens zo grote Zuidbosch. De voorzetsels geven de ligging aan ten opzichte van het dorp Lieveren, ‘voorste’ het dichtste bij en ‘achterste’ het verste weg. Het Middelste Zuidbosch, dat daar tussen in lag, verdween in z’n geheel na de laatste ontginningen in de jaren ’50 van de vorige eeuw.

Staakakkers/Wildernis – Deze gronden maakten eveneens deel uit van het Zuidbosch. ‘Wildernis’ duidt volgens Schönfeld op terrein met ruige begroeiing en de veldnaam werd hier tot omstreeks 1850 gebruikt. 3 Daarna kwam de veldnaam ‘Staakakkers’ in zwang. Op deze akkers werd hout geteeld. Van staakhout werden van oudsher stokken, staken en palen gemaakt. Een staak is een lange stok die als steun in de grond werd gezet, zoals de bonenstaak bij stokbonen.  Opmerkelijk is dat in geen enkele van de eerder genoemde markeverdelingen de gronden van de Staakakkers waren opgenomen. Uit verschillende verkoopaktes bleek dat deze op een bepaald moment niet meer tot de markegronden behoorden maar in handen waren van particuliere eigenaren, voornamelijk uit Lieveren. Dit is kennelijk op enig moment onderhands geregeld?

Zielhek – zie bij Zuidesch

Kibbelbosch (Kibbelbossien) – Ook dit kleinere bosgebied was ooit onderdeel van het Zuidbosch. Het voorvoegsel ‘kibbel’ komt veelvuldig voor in veldnamen. Hiervan werd het eigendom betwist en het was soms aanleiding voor langdurige processen. 3 In de omgeving van Lieveren kennen we de Kibbelslaglaan, verwijzend naar de onenigheden over de eigendomsrechten van verschillende slagen veen in het vroegere Bunnerveen.   

Adderbroek – Broek was oorspronkelijk een naam voor laag moerasbos. 5 Deze gronden in 1831 omschreven als ´heide en weide´, werden later zowel als bouwland als weiland gebruikt. Het woord ´adder´ in de veldnaam wijst erop dat er adders voorkwamen. 3

Achter ’t Holt (Achter het Hout, ’t Holt) – Holt werd gebruikt voor oud (voormalig eiken-) bos. 5 Vanuit Lieveren gezien was dit dus een aantal aan elkaar grenzende percelen hooiland/weiland achter het Achterste Zuidbosch.

Zwijnemaat (Zwijnmaat, Zwijnenmaat) – Deze hooilandpercelen waren gelegen in het stroomdal van het Oostervoortsche diep bij de brug in de weg van Lieveren naar Langelo. ‘Maat’ staat dus weer voor laaggelegen grasland dat ’s winters vaak overstroomde. 6,5  ‘Zwijn’ is een voorbeeld van namen van dieren die in een gebied voorkwamen en in veldnamen werden gebruikt. 3

Munnikemaat (Munnikema, Munnikemade) – Maat gaf ook hier weer aan dat het om laaggelegen grasland gaat dat ’s winters geregeld overstroomde en ’s zomers als hooiland in gebruik was. 6,5 Munnike is afgeleid van monnik. Voor de veldnaam betekent dit dat deze gronden in vroegere tijden waarschijnlijk behoorden tot het grondbezit der kerken. 3 Daarop aansluitend wijst Mulder op het grote aandeel dat de monniken destijds hadden in de ontginning van de Olde Lantschap. 9

Nijstukken (Nijstukje) – Op de grens van de Zuidesch en het Zuidbosch uit het bos nieuw ontgonnen percelen bouw- en grasland. 6 ‘Stukken’ werd vaak gebruikt voor gronden die ooit van de marke waren afgescheiden. 7

Denneboschje  – Klein perceeltje bos (0,08 ha) met dennenbomen gelegen in de Staakakkers op de locatie van het huidige adres De Drift 1.

Veldnamen in het ZUIDBOSCH, die slechts één keer voorkwamen

1 Boschstuk– Weiland perceeltje aan de noordkant van en ontgonnen uit het Voorste Zuidbosch. Voor uitleg ‘stuk’ zie Nijstukken.

2 Zuddehoek (Zoddehoek) – Twee aan De Drift grasland perceeltjes die gezamenlijk een hoek vormen. Zudde heeft als betekenis moerasachtige grond. 3

HET ZUURSCHE VELD

Het Zuursche Veld (Zuursche Stuk) – ‘Veld’ staat evenals in verschillende andere genoemde veldnamen voor heideveld. 5 Het waren vroeger gemeenschappelijk voor beweiding (met schapen) gebruikte gronden. ‘Zuursche’ betekent zuidelijk. Het is dus de veldnaam voor het ten zuiden van Lieveren gelegen heideveld. Waarmee het vergelijkbaar is met het Noordsche Veld dat ten noorden van Lieveren ligt.

Kymmelsveld – Bij de Marke verdeling van 1841 werd de familie Kymmell eigenaar van dit heide perceel.

DE HULLIG

De Hullig (Het Hulligt, Het Hullig) –  Deze naam was afgeleid van Hul en verwijst naar oude stukken broekbos in het beekdal van het Oostervoortse Diep. 21 Mulder merkte op dat samenstellingen met ‘hul’ in verband leken te staan met dodenbezorging in oude tijden. 9 Daarbij noemde hij ook expliciet ‘Hulligt’. Zou er dan een link zijn met de grafheuvel in het aangrenzende Voorste Zuidbosch of past dat qua tijdsperiode niet?

Het Voorste Stuk (Het Eerste Land), Tusschenstukken (Tussen de Stukken) en Het Achterste Stuk (Agterste Land) – Zoals eerder genoemd werden hooilanden, die van markegronden waren afgescheiden, vaak stukken genoemd. 7 De voorvoegsels voorste, tusschen en achterste verwijzen naar de ligging; voorste het dichtst bij het dorp, achterste het verst van het dorp en tusschen daar tussen in. 3

De Heeremaat (De Heermaat) – Zoals eerder genoemd gaf ‘maat’ ook hier weer aan dat het om laaggelegen grasland gaat dat ’s winters geregeld overstroomde en ’s zomers als hooiland in gebruik was. 6,5 ‘Heer’ wijst waarschijnlijk op een vroegere eigenaar met een bepaalde status als landheer, bezitter van een landgoed. 3

De Hozeband – Perceeltje heide, dat vanwege de vorm leek op een Hozeband. Dat is een kouseband iets onder de knie, waarmee een lange sok strak om de voet werd gehouden.

Veldnaam in het HULLIG, die slechts één keer voorkwam

3 Veldjes bij het Nijlander Hek– Dit betrof twee aaneengesloten heideveldjes in bij de markeverdeling van 1841 werden toegewezen aan de formeel niet-gerechtigde herder in Lieveren. Het Nijlander Hek had dezelfde functie als het eerder genoemde Zielhek op de overgang van de Zuidesch naar het Zuidboschgebied. Het moest er voor zorgen dat het vee buiten de es (Lieversche Nijland) werd gehouden. 20 Bij de markeverdeling diende het als oriëntatiepunt bij het vaststellen van de tracés voor nieuw aan te leggen wegen en waterlossingen.

VEENKAMPEN

Veenkampen (De Venekampen, Venekampsbosch) – Dit was een gebied van ca. 10 ha, daterend van voor 1821 en in handen was van particuliere eigenaren. Het lag te midden van het dan nog onverdeelde heide/veengebied van meer dan 200 ha langs de gehele oostgrens van de kadastrale sectie F (Lieveren) van de gemeente Roden. ‘Veen’ geeft aan dat de ondergrond deels ook uit veen bestond. ‘Kamp’ werd vaak gebruikt voor percelen omgeven door bos of wallen en die niet meer tot het gemeenschappelijk grondbezit behoorden. 3 De aanwezigheid van veen zowel als bos bleek ook uit een artikel in de Nieuwe Drentse volksalmanak uit 1931, waarin werd gesproken over de vondst van een oude geoxideerde tinnen bierkan ‘te Lieveren in het Venekampsbosch, aan de rand van een veentje’.

VLASVEEN

Vlasveen (Achterste Veen) – Gebied van ongeveer ha veengrond. Bij de 1e verdeling van de Lieversche koeweiden in 1841 werd dit veengebied Achterste Veen genoemd. ‘Achterste’ vanwege de ligging t.o.v. het dorp Lieveren in vergelijking met het eveneens in die verdeling betrokken veengebied, het Voorste Veen. In de diverse verkoopaktes van percelen in dit gebied na 1841 werd alleen nog de veldnaam ‘Vlasveen’ gebruikt. ‘Vlas’ heeft, zoals men wellicht zou denken, niets te maken met de verbouw van het gewas vlas. Met ‘Vlas’ werden hier stilstaande veenplassen in een heideveld bedoeld. 3

NIJLANDSCHE VELD

Deze naam werd gebruikt bij de 1e verdeling van de markegronden van Lieveren in 1841. Het lag in het verlengde van het eerder genoemde grote heide/veengebied langs de oostgrens van het grondgebied van Lieveren. Ten oosten grensde het aan de gemeentegronden van Vries en ten zuiden aan die van Norg. Aan de westkant lag het tegen het Lieversche Nijland. Pas na 1900 begon de ontginning van dit heideveld op gang te komen en konden enkele veldnamen worden geregistreerd.

Veldnamen op het NIJLANDSCH VELD, die slechts één keer voorkwamen

4 Bij de Poel op het Nijland – Bouwlandperceel in een oorspronkelijk enigszins moerassige, waterige omgeving, een veenplas (zie ook afbeelding 12)       

5 Padakker– Bouwlandperceel langs een pad. In dit geval een zandpad dat vervolgens over het Donderboerveld naar Donderen ging.

HET LIEVERSCHE NIJLAND

Toen op zeker moment alle hoger gelegen gronden van de beide essen ontgonnen waren, namen de Lieversche boeren hun toevlucht tot een meer zuidelijk gelegen zandrug in hun marke, waar het LIEVERSCHE NIJLAND werd ontwikkeld. Dit was van oorsprong een heidegebied op de grens met het stroomdal van het Oostervootsche diep. 21

Afbeelding 12. Veldnamen in kaartgebied E: LIEVERSCHE NIJLAND

Bij het begin van het kadaster in 1831 waren vrijwel alle kavels in particulier bezit. Op het voorste Nijland waren toen nog veel kavels in de ontginningsfase van heideveld naar bouwland. Op het achterste Nijland was dit proces al afgerond. De bouwlandpercelen waren dus veel jonger dan die op de Noordesch en de Zuidesch. In het gebied van het Lieversche Nijland werden meer dan 60 veldnamen vastgesteld. Zoals genoemd, werd pas in de 20e eeuw het Nijlandsche veld tot bouwland ontgonnen, waardoor het Lieversche Nijland z’n maximale omvang kreeg.

De ‘bouwlandblokken’ van op het Lieversche Nijland

Hoewel het Lieversche Nijland historisch gezien geen es was, werd het in mijn bronnen toch een enkele keer  Nijlander Esch genoemd. Een overeenkomst met de essen was wel dat er in de veldnamen enige blokken waren, t.w.:

Veldakkers – De Veldakkers waren uit veld (heide) ontgonnen bouwlandgronden. Op bovenstaand kaartje kan men zien dat omstreeks 1900 rond de Veldakkers nog steeds niet ontgonnen stukjes veld (heide) lagen.

Jonkersveld – In tegenstelling tot de Veldakkers bestond het Jonkersveld eind 19e eeuw nog maar voor een klein deel uit bouwlandpercelen. Grote delen waren nog heidevelden. ‘Jonker’ verwijst waarschijnlijk naar een adellijk persoon die vroeger eigenaar van dit gebied was. 3

Vastenavondakkers (Vastelavondakkers) – Tot 1863 werd dit blok Vastenavondakkers genoemd en daarna alleen nog Vastelavondakkers. Deze laatste veldnaam werd in ieder geval in 1938 nog genoemd. De herkomst van de veldnaam heb ik vooralsnog niet kunnen verklaren! Is er een relatie met de vastentijd, een periode van 40 dagen (m.u.v. zondagen) voor Pasen waarin gelovigen vroeger sober leefden?

Paalakkers – Bouwlandpercelen, waarbij palen dienden als grensaanduiding. 3 Na 1866 kwam deze veldnaam niet meer voor in de doorzochte bronnen.

Kleinere complexen van één of enkele aaneengesloten percelen op of bij het LIEVERSCHE NIJLAND

Kromme Elleboog (Krom Elleboog) -Dit hooiland perceel werd zo genoemd omdat de vorm enigszins leek op een misvormde, kromme, elleboog.

Bij de Handwijzer – Voor deze bouwlandpercelen lag een splitsing van zandweggetjes, waarbij een handwijzer stond. Dit is terug te vinden op een topografische kaart van omstreeks 1860 (Afbeelding 12) .

Afbeelding 12. Topografische kaartfragmenten met verwijzingen naar de veldnamen ‘Bij de Handwijzer’, ‘Bij de Poel op het Nijland’, ‘Smalvoort’ en ‘Smalvoortsche weg’.

De Broekjes (Het Broekien) – Broek staat voor oorspronkelijk vochtig, drassig, moerasachtig land, begroeid met wat struikgewas langs de oever van een beekje. 5 Het betreft hier hooilandpercelen in het stroomdal van het Oostervoortsche diep.

Tipakker -Dit bouwlandperceel liep oorspronkelijk aan de westzijde uit op een punt; tip is een synoniem voor punt. 7

Smalvoort – Dit was de naam gegeven aan een aantal hooilandpercelen langs het Oostervoortsche diep. Op een topografische kaart van omstreeks 1840 wordt de veldnaam ‘Smalvoort’ ook aan de Norger zijde van het diepje vermeld (Afbeelding 12). Een voorde was een doorwaardbare plaats in een rivier. Het voorvoegsel ‘Smal’ was waarschijnlijk een verwijzing naar de bedding van het Oostervoortsche diep, die onder normale zomerse omstandigheden nogal smal was.  De naam Oostervoortsche diep zal ook voortkomen uit het feit dat dit diep ten oosten van Norg op meerdere plaatsen doorwaadbaar was; alleen in de bochten (meanders) was het daarvoor te diep.

Smalvoortsche weg -Dit perceeltje was in 1841 betrokken in de 1e verdeling van de Lieversche koeweiden. Het werd toen omschreven als ‘veldje of weg’. Op de topografische kaart (afbeelding 12)  is te zien dat dit heideweggetje en de hiervoor genoemde voorde de verbinding vormden tussen de weg aan de Norger zijde van het Oostervoortsche diep met de over het Nijland lopende zandwegen van en naar Bunne, Winde en Donderen.

Oortwijnsbosch – Jan Oortwijn uit Langelo kocht in 1850 bijna 2 ½ ha bouwland en veld/heide in het Jonkersveld. Op deze grond werd bos aangeplant en in de daarop volgende decennia ontstond de veldnaam Oortwijnsbosch.

Walakker – Wal geeft aan dit bouwlandperceel in ieder geval aan één zijde werd begrensd door een wal; waarschijnlijk aan de zijde van het Jonkersveld/Oortwijnsbosch.

Vastenavondland (Vastenavondsmaat) – bij verdeling 1841 zo genoemd – zie ook Vastenavondakkers

Schippersakker – Een perceel bouwland waaraan de naam van een persoon of z’n beroep (Schipper?) werd gekoppeld. Herkomst van deze naam ?

Achterste Boschakker (Achterste Boschakker van Postema) – Achterste wijst weer op de ligging achter op het Nijland. Het perceel was in gebruik als hakbos.

Veldnamen op het Lieversche Nijland, die slechts één keer voorkwamen

1 De Henke – herkomst veldnaam?

2 Lange Hinken – herkomst veldnaam?

4 Pollingsveld  – In 1832 was de familie Polling eigenaar van ongeveer 1 ha veld/heide in het Jonkersveld.

5 Ekkelakker – Deze akker was in 1886 eigendom van de familie Stel. Als soort eigendom werdt vermeld dat het om hakbosch gaat. Ekkel is dialect voor eikel; waarschijnlijk gaat het dus om eikenhakhout.

17 Roeghoorn – Mulder stelde dat deze naam in verband kon staan met de vegetatie van het terrein. 9 Maar om welke vegetatie ging het dan hier?

18 Meelgrasakkers – Meelgras of windhalm is een grassoort, die als onkruid in graangewassen (rogge) voorkwam.

24 Het Hooge van Janna – Benaming van perceel naar verschil hoog vs. laag (3) waaraan naam van persoon is toegevoegd (wie?).  

27 Achterste Akker op Tonckenswal  – Benaming van perceel waarbij Achterste verwijst naar de ligging. 3 Tonckenswal verwijst waarschijnlijk naar een wal aan de westelijke zijde van het perceel; het perceel hooiland achter deze wal was in 1832 eigendom van notaris Johannes Tonckens uit Westervelde en behoorde kadastraal tot sectie D van de gemeente Norg.

33 Nijlandsakker van Ananias – Bouwlandperceel in eigendom geweest bij de familie Ananias.

39 Nijlandsch Dennebosch  – Dennenbos op het Nijland

40 Feijesakker  – Perceel werd al in 1843 genoemd naar persoonsvoornaam Feije. In Lieveren woonden toen 2 personen met de naam Feije, t.w. Jan Feijes Casemier (geb. 1778) en zijn zoon Feije Jans Casemir (geb. 1828), die later bekend zou worden als de bezweerder van Lieveren.

Op het Nijland waren verder nog 32 percelen waarbij de veldnamen waren gevormd uit begrippen die een aanwijzing waren voor:

Grootte – Oude landmaten maakten nogal eens deel uit van veldnamen. Op het Lieverse Nijland kwamen zo veldnamen voor met de landmaten mud(de), schepel en schat. Deze hingen samen met de hoeveelheid zaad, die voor bebouwing van een bepaald stuk land nodig was. 3

Ligging – In de veldnamen werden regelmatig bijvoeglijke naamwoorden voor de ligging, gezien vanuit het dorp Lieveren, gebruikt t.w. voorste, middelste en achterste.

Verschil hoog vs. laag – Op het Achterste Nijland waren twee gebieden te onderscheiden met een verschillende hoogteligging; het oostelijke gedeelte, ‘Het Hoge Nijland’, gelegen tegen het Nijlandsche veld en het westelijke gedeelte, ‘Het Lage Nijland’, nabij de hooi- en weilanden langs het Oostervoortsche diep.

Vorm – De vorm van het land kwam tot uitdrukking in de veldnamen door woorden als smal, breed, lang, groot, klein, enz. hierin op te nemen. 3

In onderstaande tabel zijn de begrippen aangevinkt, die een rol speelden bij de samenstelling van de betreffende veldnaam.  

(nr op kaart +) veldnaamgrootteligginghoog vs. laagvorm
Voorste Nijlandsakker   
Kleinkampen   
Voorste akkers   
3 De Middelste akkers   
6 Het Hooge Einde   
7 Hooge Drie Schepel  
8 Hooge Breede  
Hoge van ‘t Nijland          
9 13 30 Smalakker (het hooge en lage einde)  
10 Het Schat        
11 De Lange Akker   
12 De Middenste Akker   
14 De Hoge Einden   
15 19 Hooge op het Nijland   
17 Vijfschat   
Het Halve Mudde   
20 Groote Halfmud  
21 Het Hoge Nijland   
22 Achterste Hoge  
23 Op het Hooge   
25 29 Groote Akker   
26 Smalle Nijland   
28 Lutke Halfmud  
31 Achterste Nijlandakker   
Achterste Groote  
32 Achterste Nijland   
Breede Einde   
34 Achterste Lage  
35 Akker in het Leege   
36 Zevenschatsakker   
37 Achterste Akker   
38 Achterste Akker op het Nijland   

Home

Besluit

Doordat de beschikbaarheid van bronnen vanaf het begin van de 20e eeuw beperkt was, zullen er van de periode daarna nog wel de nodige veldnamen ontbreken. Dat zal vooral het geval zijn voor de gebieden waar tot 1900 nog relatief weinig landbouw gerelateerde activiteiten waren, zoals het NOORSCHE VELD, het ZUURSCHE VELD en het NIJLANDSCHE VELD.

In dit verhaal heb ik getracht de veldnamen van Lieveren en de achtergronden daarvan vast te leggen. Het geeft echter slechts de stand van zaken zoals ik die op dit moment (februari 2023) heb kunnen achterhalen. Aanvullingen en verbeteringen zullen zeker mogelijk zijn en zijn wat mij betreft ook gewenst. Ik zou het dan ook op prijs stellen deze van de lezer te vernemen met als uiteindelijke doel als de historie van de Veldnamen in Lieveren zo volledig mogelijk te documenteren.

Bronnen verklaring veldnamen

1. Geheugen van Drenthe – Veldnamen

2. Wikipedia – Veldnaam

3. M. Schönfeld, Veldnamen in Nederland. Gysbers & van Loon, Arnhem 1950 (Gysbers & van Loon – tweede druk)

4. Th. Spek, 2004. Het Drentse esdorpenlandschap. Een historisch-geografische studie. Proefschrift Universiteit Wageningen. Uitgever Matrijs Utrecht, 2 delen, 1100 p.

5. J. Wieringa, Rayon noord, Stichting voor Bodemkartering. Drentse veldnamen. Lezing gehouden voor de studiegroep van het Drenthe College op 7 december 1966.

6. A.W. Edelman-Vlam (1969). Veldnamen in de gemeente Rolde; in tijdschrift Naamkunde. Jaargang 1, p. 138-156

7a. J. Naarding, 1953. De veldnamen in Drenthe. Overdruk uit Drents Landbouwblad van 12 maart 1953, 8 p.

7b. J. Naarding, 1955. Oostnederlandse waterschapstermen. Driemaandelijkse bladen. Nieuwe Serie 7 (1955): 13-22.

8. Geheugen van Drenthe – Es

9. Dr. R.H. Mulder – Duizenden oude perceelsnamen wachten op vastlegging. Provinciale Drentsche en Asser courant.  Assen, 1950-12-27

10. Geheugen van Drenthe – Pijpenstrootje

11. HisGis Drenthe

12. Bieleman, J., 1987. Boeren op het Drentse zand 1600 – 1900 : een nieuwe visie op de `oude’ landbouw. Proefschrift Landbouwuniversiteit Wageningen, 834 p.

13. Wikipedia – Pallert

14. J. Wieringa, 1976b. De Straatnaam ‘De Waard’ te Donderen, Driemaandelijkse Bladen voor Taal en Volksleven in het Oosten van Nederland, 28 (1), p. 7

15. Wikipedia – Voorde (doorwaadbare plaats)

16. Drents Woordenboek – stoep

17. Heemkunde Kring Schijndel

18. Boek “Van Amen tot Nooitgedacht” –  Rolder Historisch Gezelschap, Uitgave van drukkerij Servo.

19. J. Wieringa, 1976a. Het toponiem Hoedekast, Driemaandelijkse Bladen voor Taal en Volksleven in het Oosten van Nederland, 28 (1), p. 33-34 20. Hijszeler, C.C.W.J.”Boerenvoortvaring in de oude landschap : termen en gebruiken van het boerenbedrijf in Drente”. Van Gorcum,1940.

Home

Geverifieerd door MonsterInsights