Verdeling van de Marke van Lieveren (3)

Inleiding

In 1841 werd 274 ha veld-, veen- en broekgrond, deel uitmakend van de gemeenschappelijke gronden in de Marke van Lieveren, verdeeld onder 16 eigenaren van aandelen, de zogenaamde koeweiden. De grootte van het koeweiden-pakket, dat men bezat, bepaalde voorheen onder andere hoeveel vee (schapen, koeien) men op deze gronden mocht laten grazen.   

Wat gemeenschappelijk bleef, waren een aantal bosgebieden rondom het dorp Lieveren. Deze hadden in 1841 nog een oppervlakte van ongeveer 75 ha. Belangrijk waren de jaarlijkse houtverkopingen vanuit deze bossen. Om mee te kunnen delen in de opbrengst moest men in bezit zijn van aandelen voor de houtproductie van het bos, zogenaamde klauwen.

De eigenaren van de koeweiden-pakketten hadden in 1841 overigens vastgelegd dat op deze bosgebieden ook nog weiderechten lagen vanwege de varkens die men vroeger in het bos liet weiden.  Deze claim werd in 1871 gehonoreerd, toen nog ongeveer 17 ha van de Lieverse markegronden werd verdeeld onder de eigenaren van deze koeweiden rechten.  

Het nog resterende gemeenschappelijke grondgebied van Lieveren bestond daardoor vanaf 1871 nog uit ongeveer 57 ha bos, de Marke het Lieversche Bosch.

Aankondiging scheiding van het Lieversche Bosch

In december 1892 verscheen in de Provinciale Drentsche en Asser courant een advertentie, waarin alle eigenaren van het Lieversche Bosch werden opgeroepen om in het Gemeentehuis van Roden over scheiding van de gemeenschappelijke bossen bij Lieveren te spreken (1).  

Het duurde vervolgens nog tot oktober 1895 alvorens de gezamenlijke eigenaren van het Lieversche Bosch met algemene stemmen besloten om tot verdeling over te gaan (2).

Plan van scheiding

Op 30 maart 1896 gaven de markegenoten en/of hun gemachtigden goedkeuring aan het plan van de scheiding van de Marke het Lieversche Bosch. Ongeveer een jaar later, op 5 april 1897, verklaarden deze het hun toebedeelde aan te nemen.

Een en ander werd bekrachtigd met de ondertekening van het document.

Ondertekening Plan van scheiding en verdeling van 5 april 1897 door Kantonrechter Mr. L. Offerhaus; markegenoten en/of gemachtigden: F. Cazemier, J. Stel, G. Stel, E.R. Krijthe, J.R. Krijthe, E. Datema, H.R. Winsingh, T. Holthuis, A. Polling, H. Stel, J. Arends, S.H. Winsingh, R. Douwes, J. Winsingh, H.H. Winsingh, J. Aukema Jr., K. Boer, W. Willems, H.W. Assies, R. Aukema, E. Aukema, F. Aukema, F. Datema, F. Deodatus, R. de Vries, J. Leuringh en J. Kemkers; de schatters: H. Punter, W. Ananias en H. Kemkers; de getuigen: R. v.d. Molen en J. Geersing; de notaris: G.H. Ebbinge Wubben.

De voornoemde stukken zijn te vinden in het Drent Archief te Assen (Toegang 0114.70 Notaris Gerrit Jan Hillegondus Ebbinge) en worden hierna nader toegelicht.

Het te verdelen gebied

Tot het grondgebied van de marke behoorden nog het Noordbosch (42,4 ha), de Hor (3,9 ha), het Laantje (0,4 ha), het Voorste Zuidbosch (2,6 ha), het Middelste Zuidbosch (3,5 ha), het Achterste Zuidbosch (3,4 ha), het Kibbelboschje (0,2 ha) en het Bollenbroeksbosch (1,1 ha). In totaal ruim 57,5 ha.

Aanleg wegen en afwatering

Voor de ontsluiting van met name het Noordbosch werd in de plannen de aanleg van een viertal wegen opgenomen. Dit waren: a) een weg vanaf de weg Lieveren-Roden (Noordesch) langs de groenlanden tot ongeveer aan de zuidwestelijke hoek van Woltersbroek en dan vervolgens door het bos in een rechte lijn tot aan de weg langs de oostkant van het Noordbosch. Dit werd later de Zwarteweg, b) een weg vanaf de vorige, evenwijdig aan en op ongeveer 200 meter afstand van de weg ten oosten langs het Noordbosch, tot aan de Kampen bij Lieveren. Dit werd de Dwarsweg genoemd, c) een weg vanaf de weg Lieveren-Roden (Noordesch) van west naar oost ongeveer in het midden door het Noordbosch tot aan de weg ten oosten langs het Noordbosch, de zogenaamde Middenweg en d) een stukje weg aan de noordkant langs het Noordbosch vanaf de weg ten oosten langs het Noordbosch tot aan het hooiland.

Verder voorzagen de plannen in de aanleg van sloten (waterleidingen) langs die zijden van de wegen, die aan de te verdelen gronden grensden, de aangelande percelen. Tussen deze percelen werden greppels als afscheidingen gegraven.

Het onderhoud van de aan te leggen wegen en sloten kwam ten laste van de toekomstige eigenaren van de aangelande percelen.

Waarde van de grond

De basis van de verdeling van de gronden was uiteraard het aantal aandelen of klauwen, dat men bezat. Daarbij was afgesproken dat niet de oppervlakte maar de waarde van de gronden als leidraad zou worden genomen. Voor het schatten waren drie deskundigen benoemd, t.w. Harmen Punter, landmeter uit Norg, Hendrik Kemkers, notarisklerk en Willem Ananias, brievengaarder beiden uit Roden. Uit de documenten kon worden afgeleid dat de waarde varieerde tussen f. 75 en f. 250 per ha. De geschatte waarde voor het gehele gebied kwam uit op f. 9.600,-.

Het noordoostelijk gedeelte van het Noordbosch werd op minder dan f. 90 per ha gewaardeerd. De hoogste schattingen, f. 250 per ha, waren voor de Hor, het Laantje en het noordelijke deel van het Voorste Zuidbosch. Concreet betekende dit, dat men bij de verdeling minder hectares kreeg toegewezen naarmate deze hoger gewaardeerd waren en omgekeerd dus meer als de waardering lager was.

Het werd overigens niet duidelijk welke factoren een rol speelden bij het schatten van de waarde van de gronden. Waarschijnlijk zal vooral de kwaliteit en daarmee de verkoopwaarde van het nog aanwezige houtbestand van invloed zijn geweest.

Groot aantal gerechtigden

De eigendomsrechten waren in handen van een groot aantal gerechtigden, soms als individu, maar meestal als familiegroep. Uiteindelijk bleken er 26 (groepen van) gerechtigden te zijn. Dit betrof in totaal meer dan 100 erfgenamen, die aanspraak op een kleiner of groter gedeelte van de gronden konden maken. De omvang van de rechten, die men (per groep) bezat, werd uitgedrukt in een aantal aandelen, de zogenaamde klauwen. Alles bij elkaar waren er 384 klauwen.

‘Grootaandeelhouders’ waren Jan Wilmsonn Kymmel en Pieter Dirk Kymmel met ruim 92 klauwen en de erven fam. Deodatus met  57 klauwen. Ook de Winsinghs waren, verdeeld over verschillende families, in het bezit van een groot aantal klauwen. Lieverse deelgenoten bezaten met ruim 52 klauwen, ongeveer 1/7 van het totaal. Deze waren voornamelijk in handen van Lukas Bronsema, de erven fam. Cazemier en Jan en Geert Stel.

Toewijzing door loting

Afgesproken was dat de toewijzing van de gronden zou plaatsvinden middels loting. Groepen gerechtigden mochten daarbij hun aandelen of klauwen samenvoegen en vervolgens als één lot deelnemen in de verloting. Naderhand moesten deze groepen dan onderling de hun toegedeelde gronden verdelen. Er waren 8 combinaties (1 t/m 8) waarin twee of meerdere groepen hun aandelen hadden samengevoegd.

Verloting in twee deelgebieden

In de acte van scheiding (NL-AsnDA, 0114.70) was onderstaande kaart van het Noordbosch en de Hor met daarop genummerde percelen opgenomen. In de tekst werd beschreven welke perceelsnummers na de loting aan iedere (groep van) gerechtigde(n) waren toegewezen.

Origineel kaartje van het Noordbosch en de Hor met de aan te leggen wegen en waterlossingen. Het gebied is verder verdeeld in genummerde percelen

Bij de verloting werden twee hoofddelen onderscheiden. Het eerste hoofddeel bestond uit het Noordbosch vanaf de scheiding bij de Kampen bij Lieveren tot aan de weg langs de groenlanden, de tegenwoordige Zwarteweg, inclusief een klein stukje grond bij de Lieverse brug. De scheidingen tussen de percelen in dit deel liepen van west naar oost vanaf de weg van Lieveren naar Roden tot aan de weg gelegen ten oosten langs het Noordbosch; dus tussen de huidige wegen Noordesch en Achter ’t Bos. De percelen in hoofddeel 1 hadden de nrs. 15 t/m 64a.

Tot hoofddeel 2 behoorden 8 kleinere bosgebieden. Twee daarvan staan op het originele kaartje, t.w. het gedeelte van het Noordbosch ten noorden van de Zwarteweg (linksboven – perceel nrs. 1 t/m 14) en de Hor (rechtsboven – perceel nrs. 65 t/m 83).

Foto vanaf de Noordveldweg van voorheen de Hor en de Kampakkers. In de bomenrij links de kavels met o.a. de huisadressen Noordveldweg 5, Achter de Hor 1 en 3. Ter hoogte van bomenrij midden achter lag vroeger het Laantje, dat doorliep tot de huidige Nijlandseweg.

Verder in hoofddeel 2 het Bollenbroeksbosch, het Laantje, het Voorste, Middelste en Achterste Zuidbosch en het Kibbelboschje. Bij de toewijzing van de percelen in deze laatste bosgebieden werd gebruikt gemaakt van de toen geldende kadastrale aanduidingen.

De toedeling

In totaal was er 56,2 ha bosgebied onder de 26 (groepen van) gerechtigden te verdelen. Gemiddeld kreeg men dus ongeveer 2 ha toegewezen. Door de grote verschillen in de klauwen die men in bezit had, was er ook een grote variatie in de toewijzing.  

De twee grootsten waren de Kymmells en erven fam. Deodatus, die met resp. 13,53 en 9,72 ha, gezamenlijk al meer dan 40% van het totale gebied in bezit kregen. De tien kleinste gerechtigden kregen ieder minder dan 1 ha toegewezen.

Voor 8 Lieverse gerechtigden was er gezamenlijk 7,1 ha. Gemiddeld dus bijna 0,9 ha met als grootste Lukas Bronsema (1,85 ha) en als kleinste de erven Jan Jans Stel (0,16 ha).

Voorwaarden

Vastgesteld was dat bij de verdeling en de locatie van de toegewezen percelen rekening gehouden werd met voorwaarden zoals 1) uiteraard het aantal klauwen per gerechtigde, 2) de waarde van de gronden, 3) combinaties van gerechtigden, 4) een loting voor de volgorde van toewijzing en 5) een opdeling in twee afzonderlijke hoofddelen. 

Dit tamelijk ingewikkelde proces leidde tot resultaten zoals toegelicht in de volgende afbeeldingen.

Toewijzing percelen hoofddeel 1

In hoofddeel 1 werd begonnen met de toewijzing aan lot 1 ten zuiden langs de huidige Zwarteweg. Lot 1 was gevallen op combinatie 8 met 37 7/8 klauwen van de gerechtigden Lukas Bronsema, erven fam. Cazemier en Jan & Geert Stel. Gezamenlijk kregen zij in dit hoofddeel een strook van 3,71 ha toegewezen (526 m lang en 71 m breed).  Onderling verdeelden zij dit in zes percelen, twee voor ieder.

Toedeling in hoofddeel 1 – Percelen Lieverse gerechtigden met kleuren in groene tinten gearceerd.

Karst Boer, die niet in een combinatie was betrokken, had lot 8 en kreeg hier 0,20 ha toegewezen. Doordat het bos hier van west naar oost 600 m lang was, werd de breedte van het perceel maar ongeveer 3 m. Daarentegen kregen de grootste gerechtigden, Jan Wilmsonn Kymmell en Pieter Dirk Kymmell, in hoofddeel 1 een perceel van 8,3 ha (rood gearceerd) met een lengte van ongeveer 475 m en een breedte van 175 m.

Het perceel ten westen van de weg Roden-Lieveren (Noordesch), bestaande uit een smalle strook bos van 0,4 ha, werd buiten de loting gehouden en direct toegedeeld aan Steven Winsingh. Dit perceel was in die tijd nog bezwaard met het onderhoud van een vonder en voetpad aldaar.

Toewijzing percelen hoofddeel 2

Hoofddeel 2 bestond uit een zestal kleine bosgebieden. Bij de toewijzing werd begonnen met de Hor [1] en daarna achtereenvolgens het Noordbosch ten Noorden van Zwarteweg [2], Middelste Zuidbosch ten zuiden van de Drift [3], het Laantje [4], Voorste Zuidbosch ten noorden van de Drift [5], Voorste Zuidbosch ten zuiden van de Drift [6], Middelste Zuidbosch ten noorden van de Drift [7], Achterste Zuidbosch ten oosten van weg Lieveren-Langelo [8], Achterste Zuidbosch ten westen van weg Lieveren-Langelo [9] en tenslotte het Bollenbroeksbosch [10].

De lotingsvolgorde was dezelfde als in hoofddeel 1. Dus combinatie 8 met de gerechtigden Lukas Bronsema, erven fam. Cazemier en Jan & Geert Stel kreeg weer de eerste strook toegedeeld in de Hor evenwijdig aan de huidige weg ‘Achter de Hor’. De totale oppervlakte van 1,32 ha van deze strook verdeelden ze onderling in 9 perceeltjes.

De ‘kleinere’ gerechtigden kregen strookjes bosgrond in de rest van de Hor, het Noordbosch ten noorden van de Zwarteweg en in een klein deel van het Middelste Zuidbosch ten zuiden van de Drift.

Het Laantje, het Voorste Zuidbosch, de rest van het Middelste Zuidbosch, het Achterste Zuidbosch en het Bollenbroeksbosch werd verdeeld tussen de erven fam. Deodatus, Jan Wilmsonn Kymmell & Pieter Dirk Kymmell en Johannes Henricus Leuringh.

Buiten de verloting werd een wal met sloot ter breedte van 5 meter tussen het weiland ‘Woltersbroek’ en het Noordbosch toegewezen aan Lukas Bronsema. Dit gold ook voor het Kibbelboschje bij het Achterste Zuidbosch, dat gegund werd aan Hendrik Winsingh Assies.

De houtverkopingen

Historie

In een artikel in Ons Waardeel van 1985 gaf Pelinck een uitgebreide omschrijving van de geschiedenis van het Lieversche bos (3). De oudste vermelding dateerde van 1521. Het waarschijnlijk oorspronkelijke oerbos veranderde sterk door menselijk ingrijpen (branden, beweiden, kappen). Houtverkopingen uit het bos leverden een welkome aanvulling op het inkomen van de rechthebbenden, waarbij echter investeringen in nieuwe aanplant en de kwaliteit en het  onderhoud van het bos te veel op zijn beloop werden gelaten.

Eerder werd in mijn blog ‘Hout uit het Lieverderbos’ vermeld dat al in 1762 een aankondiging in de krant verscheen voor een houtverkoping (4). Dit soort advertenties werden tot 1895 jaarlijks in de wintermaanden in de regionale dagbladen geplaatst. 

Voorbeelden van enkele advertenties voor houtverkopingen in het Lieversche Bosch. Soms werd de locatie van de verkopingen nauwkeuriger omschreven, zoals in ‘de Horre’ of in ‘de Zuidbosch’. Ook werden verkopingen gecombineerd met andere in de directe omgeving zoals die van percelen schilhout voor ‘Mejuffrouw de Wed. Assies’.

Verslagen verkopingen in 19e eeuw

Verkoopaktes

In het Drents Archief werden in de documenten van de notarissen mr. J. Tonckens, Westervelde (Toegang 0014.65), mr. H. H. van Lier, Norg (Toegang 0114.66), mr. H. van Lier, Assen (Toegang 0114.07), mr. F. M. van Heijst, Roden (Toegang 0114.69) en mr. G. J. H. Ebbinge Wubben, Roden (Toegang 0114.70) 74 aktes gevonden van houtverkopingen in het Lieversche Bosch over de periode van 1811-1896.

Hierna, samengevat, enkele resultaten van een analyse van deze aktes.

Omvang van de verkopingen

Zoals ook al bleek uit de advertenties vonden de houtverkopingen in het Lieversche bosch plaats in de winterperiode, meestal in de maand december. In enkele winters werden zelfs twee verkopingen gehouden. In onderstaande grafieken de belangrijkste gemiddelde gegevens van alle beschikbare verkopingen in 10-jaars-periodes vanaf 1811.

Gemiddeld werden er per veiling tussen de 200 en 300 eikenbomen verkocht. De opbrengst was tot 1860 altijd meer dan f. 1.500,- per verkoping. De gemiddelde verkoopprijs in die periode was ongeveer f. 8 per boom. Daarbij kwamen ook prijzen voor van meer dan f. 50 en incidenteel zelfs meer dan f. 100 per boom.

Ondanks het toenemende aantal verkochte eiken na 1860 daalden de inkomsten uit de bomenverkoop tot minder dan f. 1.000. De opbrengst zakte toen naar ongeveer f.4 per boom. De lagere opbrengst kon aanvankelijk nog worden opgevangen door ook schil- en weekhout te verkopen. De verkoop van de grotere aantallen eikenbomen en van percelen schil- en weekhout betekende echter wel een kaalslag voor het bosgebied. Het werd steeds moeilijker om nog voldoende inkomsten te genereren. Dat was voor de markegenoten de belangrijkste reden om in 1895 de verdeling van het Lieversche Bosch definitief in gang te zetten.

Voorwaarden

De organisatie van de houtverkopingen was meestal in handen van enkele markegenoten. Deze overlegden met de notaris over de planning van de verkopingen en de voorwaarden waaraan kopers moesten voldoen. Zo hadden kopers een borg nodig die garant stond voor de betaling van het gekochte.

Ter dekking van gemaakte kosten moesten de kopers boven op het aankoopprijs nog 5% extra betalen, de opcenten. In het begin van de 19e eeuw werd de aankoopsom benoemd als de ‘kooppenningen’ en voor de kosten moest zogenaamd ‘stuivergeld’ worden betaald. Voor iedere gulden aan kooppenningen moest één stuiver voor de kosten worden betaald. In de voorwaarden werd vermeld dat deze betalingen tijdig moesten worden voldaan. Vaak werd daarvoor de ‘Roonderherfstmarkt’ in de eerstvolgende septembermaand als uiterste betaaldag genoemd.

Gekochte bomen moesten uiterlijk 1 november volgend op de verkoping zijn gekapt en afgevoerd. Schade daarbij aangebracht aan het achterblijvende bosbestand was voor rekening van de kopers. Het weekhout moest voor 15 maart gekapt en verwijderd zijn. Voor het schilhout gold: kappen voor de langste dag en verwijderen voor 1 november.

Bij de laatste twee verkopingen van december 1895 en januari 1896 was een extra voorwaarde gesteld aan de kopers van het week- en schilhout. Zij moesten gedogen dat er door de gekochte houtpercelen gangen zouden worden gekapt voor de landmeter, die door de markegenoten was belast met het uitzetten van de bij de verdeling ontstane percelen.

Kopers

Het aantal kopers bij de houtverkopingen schommelde tussen de 25 en 50 personen. Er werden dan tussen de 200 en 300 eikenbomen verkocht. Meestal waren het 5 à 6 kopers, die al meer dan 50% van de bomen opkochten. Het merendeel van de belangstellenden kocht 1-3 bomen. Mijn betovergrootvader Hendrik Geerts Ipema, timmerman te Roderwolde, kocht bij een houtverkoping in 1863 één eik voor f 56.

De kopers kwamen vooral uit omliggende dorpen behorende tot de gemeentes Roden, Peize en Norg. Ook het Westerkwartier en de stad Groningen waren goed vertegenwoordigd.

Bij genoemde laatste verkopingen kocht Lauwe Pompstra uit Zevenhuizen zowel een groot deel van de eiken als van de percelen schil- en weekhout.  Percelen schil- en weekhout gingen verder naar Hendrik Ananias uit Lieveren, Lambert Beuving uit Leutingewolde en Tjerk en Willem Scheepstra uit Roden.

Brand in het bos

Uit een artikel in het Nieuwsblad van het Noorden van 28 maart 1896 bleek dat in het Lieversche bosch brand was uitgebroken toen takkenbosbindsters een vuurtje hadden aangelegd. Het verhaal meldde verder dat de heer L. Meulema, die op Peizer grondgebied dichtbij het bos woonde, zijn huisje al had ontruimd. Het vuur kon echter met grote inspanning worden geblust voordat de brandspuit gearriveerd was (5).

De Drentsche en Asser Courant meldde over dezelfde brand dat het ging om ‘arbeiders van de heeren gebr. Tjerk en Willem Scheepstra’ (6). Deze hadden hier enige maanden eerder een 10-tal percelen schil- en weekhout gekocht, waaraan door de brand veel schade was aangericht.

Verdeling markegronden voltooid?

Met de hier toegelichte verdeling van de Marke het Lieversche Bosch zouden vrijwel alle gemeenschappelijke gronden in en om Lieveren in particulier bezit moeten zijn.  Onduidelijkheden zijn er nog wel over hoe en wanneer de verdeling van de Staakakkers in het Zuidbosch-gebied tot stand is gekomen. Daar werd in de verdelingsdocumenten van de Marke van Lieveren uit 1841, 1871 en 1896/97 nauwelijks op ingegaan.

Ook enkele kleine perceeltjes in en bij het dorp (schoolbrink, wegdelen van de vroegere brink) waren nog gemeenschappelijk eigendom.

De verdeling van het Lieversche bosch betekende overigens wel het einde van de grote jaarlijkse houtverkopingen.

Bronnen

1. Advertentie in Provinciale Drentsche en Asser courant, Assen, 1892-12-17. Geraadpleegd op Delpher op 09-01-2020, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000106648:mpeg21:p004

2. Bericht in Provinciale Drentsche en Asser courant, Assen, 1895-10-23. Geraadpleegd op Delpher op 09-01-2020, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000101499:mpeg21:p002

3. Pelinck, E. Het Lieverderbos. Ons Waardeel 1985, 5, p. 187-195

4. Advertentie in Opregte Groninger courant, Groningen, 1762-11-02. Geraadpleegd op Delpher op 08-11-2019, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010259896:mpeg21:p002

5. Bericht in Nieuwsblad van het Noorden, Groningen, 28-03-1896. Geraadpleegd op Delpher op 17-11-2021, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010883167:mpeg21:p002

6. Bericht in Provinciale Drentsche en Asser courant, Assen, 27-03-1896. Geraadpleegd op Delpher op 06-04-2022, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000101714:mpeg21:p003

Geverifieerd door MonsterInsights